Vakbroeders met een missie


Fotografie: Maaike de Boer


Fotografie: Maaike de Boer


Verandercommunicatie specialisten Monica Botter en Désirée Valten over hun samenwerking en de campagne voor Pauluskerk Vluchtelingenwerk.

De vriendschap tussen Monica Botter (49) en Désirée Valten (50) ontstond begin jaren ‘90. Sindsdien werken zij vaak samen in complexe verandertrajecten, voor grote opdrachtgevers als het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de Politie Rotterdam-Rijnmond. Communicatie is hun ‘veranderinstrument’. Ze veranderen door te verbinden. Directe aanleiding voor dit stuk is een project dat zij pro deo doen voor de Pauluskerk, om de maar liefst 20.000 vluchtelingen die in onze stad leven te helpen aan een menswaardiger bestaan. De vluchtelingen zijn nu volledig op zichzelf aangewezen voor basisbehoeften als onderdak en voedsel. En op Rotterdammers die hen willen helpen. Mensen zoals Désirée en Monica. En mensen uit hun netwerk.

Zoveel mensen zonder onderdak of eten in Rotterdam. Hoe kan dat?
Désirée: “Dat heeft te maken met landelijke wetgeving. En dat de gemeente Rotterdam zich hier strikt aan houdt. In Utrecht bijvoorbeeld geeft de gemeente wel geld aan een organisatie zodat die voor Bed Bad en Brood voor Utrechtse vluchtelingen kan zorgen.” Monica: “Rotterdam heeft de meeste vluchtelingen van Nederland. Dat komt waarschijnlijk door de haven en de mogelijkheid om daar zwart te werken. Je kunt je trouwens wel voorstellen wat voor werk vluchtelingen daar doen… Met de recessie is er minder zwart werk en ook het aantal fondsen waar de Pauluskerk op kon steunen loopt terug. Evenals het aantal donateurs van de kerk.”Désirée: “Weet je trouwens dat vluchtelingen niet terecht kunnen bij het Leger des Heils of de Voedselbank? Ze staan kortom met lege handen op straat en zijn afhankelijk van elkaar. Van de 20.000 redden de meesten zich redelijk. Maar een steeds grotere groep, nu al zo’n 2.000 mensen, lukt het niet. Dit zijn voornamelijk vrouwen met kinderen, jonge en oude mannen. Zij kloppen aan bij de Pauluskerk. Pauluskerk Vluchtelingenwerk kan die toenemende vraag niet aan; er zijn meer vrijwilligers nodig. En geld.”

Hoe kwam de Pauluskerk bij jullie?
Désirée: “Ik kreeg een e-mail van Aad van Nes, oud CEO van de Roteb. Hij was benaderd door dominee Dick Couvée, die op zoek was naar iemand om hem op vrijwillige basis te helpen met het schrijven van een plan voor een subsidieaanvraag bij het Oranje Fonds. Aad had mij al diverse keren uit de brand geholpen op klussen die ik deed over jeugdwerkeloosheid. Ik wilde nu graag iets terug doen. Ik sprak met de dominee en beloofde hem dat het plan er zou komen, met inzet van mijn netwerk. Want zoiets kan je niet alleen. Tijdens de startbijeenkomst met een man of twintig kwamen er veel goede ideeën. Op basis daarvan hebben wij een opzet geschreven die is rond gemaild voor feedback, tot het plan klaar was. Daarop heeft Pauluskerk Vluchtelingenwerk geld gekregen.” Monica: “Best bijzonder, want de beschermheer en -dame van het Oranje Fonds zijn van Koninklijke huize; Prins Willem Alexander en Prinses Maxima. Zij hebben niets te maken met de subsidieaanvraag en doen geen politieke statements, maar toch lijkt het alsof zij geld geven aan ‘illegale mensen’. Dat helpt in de beeldvorming. En  dat heeft iets pikants. En dat is dan weer typisch Pauluskerk-DNA.” Désirée: “Een belangrijke reden voor toewijzing was het feit dat er al zoveel mensen om niet betrokken waren. Het moeten er nog veel meer worden. Dus ik doe hierbij graag een oproep om Pauluskerk Vluchtelingenwerk ten minste te liken op Facebook. Zaterdag 27 oktober start de Bed Bad Brood-campagne in de binnenstad van Rotterdam.”

Waarom zijn mensen bereid zich vrijwillig in te zetten?
Désirée: “In eerste instantie omdat ik het ze vraag. Heus niet iedereen loopt direct over van enthousiasme. Maar het gaat om 20.000 mensen in hun eigen stad. Dat raakt. Het komt heel dichtbij. Er ontstaat betrokkenheid, bij de een meer dan bij de ander. Er is een harde kern. Naast Mo en mij bestaat het campagneteam uit Marlyn van Erp, Steffart Buijs, Gerben van Santen en natuurlijk de dominee.”Monica: “Natuurlijk moeten we er aan trekken. Maar wij zijn echte drammers als we iets belangrijk vinden. Hoezo kan niet? Bestaat niet! Ik werf overal zieltjes; zelfs op het schoolplein.” Désirée: “Ik heb ooit als advies gekregen: ‘Gewoon doorgaan… Je creëert je eigen fanclub.’ Door te blijven doen waar je in gelooft, trek je mensen aan die ook meer willen. Die ook niet voor het gemiddelde gaan, die er ook toe willen doen. En ja, er haken ook mensen af.”

Jullie zijn drukbezette vrouwen. Dit project neemt veel tijd in beslag. Wat is de drijfveer?
Désirée: “Ik heb niks met een kerk, maar ik vind dat we mensen goed moeten behandelen. Weet je dat Nederland is aangesproken door organisaties als Amnesty International? Te erg! Als ik hier iets aan kan doen door mijn talenten in te zetten, samen met anderen, dan kan ik het niet over mijn hart verkrijgen om niets te doen. De een wordt gedreven vanuit religie, de ander vanuit mensbeeld. En eerlijk is eerlijk: het geeft een kick om een beweging in gang te zetten en houden. Met elkaar het verschil te maken.” Monica: “Het is een hele verantwoordelijkheid. We hebben uiteraard kennisgemaakt met de vluchtelingen. Laatst werd ik door een van hen in de kerk aangeklampt: ‘Mevrouw Monica, mevrouw Monica, hoe gaat het nou?’ Ze willen zo graag dat hun verhaal verteld wordt. Je hoort de vreselijkste dingen. Is een vrouw net bevallen, komt er een man die cadeautjes meeneemt voor de andere kindjes en die wil er wat voor terug. Is ze weer zwanger.”  Désirée: “En ze heeft al niks. Is ze zo kwetsbaar en dan wordt ze eigenlijk gewoon gebruikt… Vreselijk!” Monica: “Er was ook een vluchteling boos op ons, op Nederland. Dat kan ik dan eigenlijk niet hebben. Ja hé!” Désirée: “We zijn geen hulpverleners. Persoonlijk voel ik niet de behoefte om met de vluchtelingen leuke dingen te doen of hen bijvoorbeeld te helpen met taal of zo. En ik zit ook niet te wachten op discussies met Leefbaar Rotterdammers. Ik weet best dat vluchtelingen niet allemaal lieverdjes zijn, maar, zoals de dominee zegt: ‘Maak onderscheid tussen de mens en zijn gedrag.’ Dat is raak. Met andere woorden… Ik leer ook heel veel van dit project. En het is superleuk om met professionals uit je netwerk zo’n project te draaien.”

Wat wil je bereiken met de campagne?
Monica: “Doel van de campagneis geld binnenhalen en vrijwilligers werven, maar nog veel belangrijker, de wijze waarop mensen naar vluchtelingen kijken veranderen. Veel mensen denken: vluchteling is illegaal is crimineel en dat slaat helemaal nergens op. Wij hebben het hier over mensen die geen verblijfspapieren hebben; that’s all. We willen met de campagne dat onjuiste beeld bijstellen. Alleen dan behaal je resultaat op de langere termijn. De dominee legt de lat trouwens nog hoger: barmhartigheid en dat we weer goed samenleven in Rotterdam. De nieuwe Pauluskerk, de Diamant in de volksmond, moet dan ook een echte ontmoetingsplek in en voor de stad worden. Mooi toch? Voorlichting is een belangrijke component van het campagneprogramma, onder andere op scholen. In het team dat hiermee aan de slag gaat zitten ook twee meiden van 16. Is dat leuk of niet?”Désirée: “Kijk, je kunt illegaal verblijven, maar een mens kan niet illegaal zijn. En vluchten doe je niet voor niets. Daar heb je moed voor nodig. Je hebt ook moed nodig om als vluchteling herkenbaar in beeld te komen op de campagne-uitingen, want met een beetje pech wordt je opgepakt en opgesloten in het uitzetcentrum Zestienhoven. Daarom leven veel vluchtelingen als onderduikers. Maar we hebben het voor de campagne wel nodig dat vluchtelingen een gezicht krijgen. Gelukkig hebben we vier mannen bereid gevonden om mee te doen aan de campagne. Ik heb tegen de dominee gezegd dat er echt nog een vrouw bij moet, maar die durven minder, vaak omdat ze kinderen hebben. Dat snap ik wel.”

Zo’n campagne kan best confronterend zijn; is confronteren jullie ding?
Monica: “Inderdaad kunnen wij best confronterend zijn. Ook in ons dagelijks werk. In klussen worden wij meestal ingehuurd voor communicatie, maar wat we doen heeft met ambitie te maken. We stellen dan ook vaak de vraag: ‘Waarom deze keuze, waarom die inhoud?’ Wij creëren waarde en relevantie voor de klant – lees burger, medewerker, enzovoort – waar onze opdrachtgever wat wil bereiken. Vanuit die ander gaan we terug naar wat de opdrachtgever biedt. Soms moet hij zijn aanbod aanpassen. Vaker zijn gedrag. Opdrachtgevers denken vaak: ‘I’m the king.’ Ze willen best luisteren naar hun klanten en ze het gevoel geven dat ze serieus worden genomen, maar dat is onvoldoende. Ze moeten hun klanten écht serieus nemen, punt. Veel opdrachtgevers waarderen onze scherpte, sommigen hebben er nooit aan kunnen wennen. Het is een controversiële aanpak.” Désirée: “Onze grootste kracht is onze radar voor kansen en onze verbindingskracht. Er is altijd veel meer mogelijk dan waar opdrachtgevers zelf op mikken. Zo van: ‘Las ik laatst niet dit en dat, zou het niet slim zijn om die en die te betrekken, of als je door redeneert, zouden we eigenlijk zus en zo moeten doen.’ We bieden perspectief, dat wat er nodig is om van een complexe opdracht een succes te maken.”

Een gouden duo. Hoe ken je elkaar?
Monica: “De vriendschapsbasis is gelegd begin jaren ‘90, bij een reclamebureau waar ik accountmanager was. Dees deed daar strategie en onderzoek. Onze samenwerking was leuk en goed, maar ik kon er niet aarden, dus ik was al snel weg. Ik stapte over op consultancy en ben in 1993 met een partner Gelukkig aan de Maas begonnen, een organisatieadviesbureau voor cultuurverandering. We zagen dat er een markt was voor communicatie bij veranderingsprocessen. ‘Moet jij dat niet doen? Ga voor jezelf werken,’ zei ik tegen Dees.” Désirée: ‘Ik werkte als hoofd interne communicatie en communicatieadvies bij Politie Rotterdam Rijnmond, zou net overgaan naar een vierdaagse werkweek en had het naar mijn zin. Toch ben ik ervoor gegaan; eerst als dochteronderneming van Gelukkig aan de Maas en toen alleen verder als Ziel & Zaligheid. Het ging hard. Voor ik het wist had ik acht medewerkers. In de loop der jaren hebben we het teruggebracht naar twee; ikzelf en mijn partner. Dat bevalt me prima.” Monica: “In 2001 ging ik solo, als interim communicatiemanager bij complexe veranderopgaven. Dees en ik hebben elkaar in periodes minder vaak gezien, maar de laatste jaren werken we weer veel samen. Dat is geweldig. Er is niemand die ik zo vertrouw op de inhoud als Dees. We kunnen niet voorspellen van elkaar wat een oplossingsrichting zou kunnen zijn, maar we weten dat het past in waar we uiteindelijk naar toe moeten. Dus Dees kan A kiezen, terwijl ik B had gekozen, of andersom, maar toch is het goed.” Désirée: “Vertrouwen en vakmanschap zijn essentieel in een samenwerking. Dat de ander iets kan wat jij niet zo goed kan, of leuk vindt. De keuze van de ander kunnen accepteren. Ik ken ook niemand met wie ik kwalitatief beter werk. Als wij samenwerken zijn we geen vriendinnen, maar vakbroeders.”

Dit interview werd gepubliceerd in het jubileummagazine van VICEVENUS.

Opstandig en ondeugend


Fotografie: Ruud Baan


Fotografie: Ruud Baan


Jazzfan en radiomaker Cathelijne Beijn over het nieuwe uitgaan.

Echt Rotterdams, een tikje recalcitrant en graag geziene gast in het uitgaansleven. Maar Cathelijne Beijn is vooral een enorme jazzliefhebber, die zich heeft voorgenomen om 80 jaar oude platen opnieuw aan de man te brengen. Via de radio en als Dj. ‘Jazz is niet de muziek van je opa, het is een feest.’

Je doet van alles in het donker. Ben je een nachtvlinder?
“Tussen 23.00 en 02.00 ben ik op mijn best, dus een ochtendmens ben ik zeker niet. Maar een nachtvlinder is voor mij iemand die aan haar barkruk vastgeplakt zit en lallend tegen je aan zeurt over haar problemen. Een beetje treurig. Daar herken ik mezelf niet in, ik heb geeneens een stamkroeg. Ik ga wel vaak stappen, maar het moet gezellig zijn. In de nacht is iedereen gelijk. We hebben allemaal zorgen, maar daar hoef je niet de hele tijd over te praten. Vertel liever iets leuks, maak mensen aan het lachen. Samen dansen, eten en drinken, je mooi aankleden. Daar hou ik van. Uitgaan doe ik ook al heel lang, sinds mijn dertiende.”

Zo jong al stappen, waar ging je naartoe?
“Naar Full Moon, een kleine nachtclub op de ’s-Gravendijkwal, in die tijd het bolwerk van de jazz en funkscene. Ik keek mijn ogen uit. DJ’s André Dadi en Tintin draaien er. Zij hadden de nieuwste muziek uit Engeland en er waren latin- en jazzdansers. Tegen de tijd dat het grimmig werd, was ik er van door. Ik was jong, dus ik moest om 01.00 thuis zijn. Soms kon ik niet weg, omdat het weer hakken, steken, schieten was beneden op straat. Dan hielden ze me in de zaak tot de portier zei dat het safe was. En dan hop, op de fiets, snel dat hele eind naar Hillegersberg.”

Nu, jaren later, heb je een eigen jazzprogramma bij Radio Rijnmond.
“Ja, Thelonious, op zondagavond van 22.00 tot 23.00 uur. Ik had tegen Rijnmond gezegd dat ik een jazzprogramma bij ze wilde maken, omdat er een gat was gevallen nadat Jules Deelder was vertrokken naar Arrow Jazz FM. ‘Kom maar doen,’ zeiden ze. Een sprong in het diepe, want ik had heel weinig ervaring. Maar omdat ik altijd veel radio had geluisterd en productiewerk voor Radio 6 had gedaan, had ik wel een idee van hoe het werkt. En het slaat aan, we hebben een paar duizend luisteraars.”

Er kon nog wel nachtprogramma bij; Wakkere Honden.
Wakkere Honden is het nachtprogramma van Radio Rijnmond van woensdag tot en met zaterdag, waarin medewerkers om beurten hun eigen ding doen. Heavy metal, Hollandse hits, of alleen praten. Alles mag. Ik heb altijd een thema en een gast. Zo draaide ik seksplaten met Dj Non de Jus en met kunstenaar Rufus Ketting maakte ik ‘Radio Liefdesverdriet. Af en toe kunnen mensen sms’en, dan geef ik mijn nummer. Volgens mij luisteren vooral taxichauffeurs naar Wakkere Honden, maar dat maakt niet uit. Het is super om te doen, omdat het zo vrij is.”


Verder lezen…


Wat maakt radio bijzonder?
“Het is een verhalend medium, het prikkelt je fantasie. Ik ben ermee opgegroeid, gelijk uit school ging dat ding aan. Aan Tv heb ik altijd een hekel gehad. Radio dwingt je te luisteren, daagt je uit om te zeggen wat je wil, wat je dwarszit. Een programma als Nachtzuster op Radio 1 vind ik fantastisch. Het is anoniem. Je kunt je gemakkelijk anders voordoen dan je bent, niemand die het weet. En je kunt goede grappen maken op de radio zonder dat je er meteen op afgerekend wordt. Daar hou ik van. Niet dat ik niet serieus ben, maar er mag wat meer gelachen worden. Ik trek mensen graag een beetje uit hun comfortzone.”

Jazz is een stuk serieuzer.
“Nee hoor. Die muziek is 80 jaar oud, maar heeft iets punkachtigs, iets onafs. Dat past bij mijn karakter. Het liefst draai ik dingen die gelieerd zijn aan Rock&Roll, omdat daar ook veel humor in zit. Luister maar eens naar Chuck Berry platen, of die ouwe R&B jazzsingletjes. Opstandig en ondeugend! De teksten zijn dubbelzinnig. Muzikanten gillen en schreeuwen, maken gekke geluiden met instrumenten. Als je erop danst ben je geneigd elkaar beet te pakken. Jazz is vrolijk, helemaal niet de muziek van je opa of vader. Het is mijn missie om dat te laten horen.”

Mooie missie! Is er publiek voor?
“En of daar publiek voor is! Ik ben sinds kort ook Dj. Ik draai een beetje hier en daar, onder andere bij BIRD en in De Nieuwe Anita en de North Sea Jazz Club in Amsterdam. Soms sta ik met open mond te kijken hoe een dansvloer vol zweetsnorren helemaal los staat te gaan op een plaat van Ella Fitzgerald of Duke Ellington. Komen ze naar me toe en vragen ze wat voor muziek dat nou is. Mensen kennen het niet, maar de behoefte aan gezelligheid en feest is er zeker. Ik ben niet de enige die klaar is met beukende muziek in clubs waar niemand elkaar kan verstaan en iedereen aan de dope is.”

Dus een nachtje doorhalen is er niet meer bij.
“Nou, dat je in Rotterdam tot 07.00 uur ’s ochtends door kan gaan is tof. Op de Witte de Withstraat is het in de vroege uurtjes nog loeidruk en op feestjes ook. Dat maakt de stad bruisend. Maar nachten overslaan vind ik verschrikkelijk. Als je er echt niet meer uit ziet, met uitgelopen make-up op je wangen rondloopt. Zo armoedig. Wat dat betreft ben ik net een vampier. Zodra het licht wordt en de vogels gaan fluiten, duik ik in mijn kist.”

Gepubliceerd in 2012 in Rotterdampas Magazine

Doorgaan waar de rest opgeeft


Fotografie: Marc Nolte


Fotografie: Marc Nolte


Serie-ondernemer en inspirator Leen Zevenbergen over talent, ambities en kansen.

Ambities? Leen Zevenbergen weet er alles van. Deze serie-ondernemer, voorzitter Raad van Bestuur Qurius NV, wereldreiziger en schrijver van managementboeken (in september 2012 verschijnt een derde boek ‘Sustainability @ the speed of Passion’), richtte ongeveer 20 bedrijven op en leidde heel wat multinationals. Startende ondernemers helpen vindt hij veel te leuk. Gelukkig heeft hij tijd om naar The Enterprize Contest 2012 te komen. Want als iemand je kan inspireren, is hij het wel.

In 2009 en 2011 was je ook spreker bij de contest. Deelnemers hebben het nog steeds over jou, zo enthousiast waren ze. Wat heb je ze meegegeven?
“Optimisme denk ik. Ik ben een optimist. Ik kan mezelf goed oppeppen en andere mensen de energie geven om door te blijven gaan. Ik ben ook een beetje een opportunist. Als ik kansen zie, probeer ik ze te grijpen. Dat gaat wel eens mis natuurlijk. Omdat je er niet goed over hebt nagedacht, pech hebt, de markt instort. Dat is typisch zo’n moment waarop de echte ondernemers zich onderscheiden van de wannabe’s. De meeste mensen geven dan op. Een ondernemer niet, die gaat verder.”

Is dat waar jij goed in bent, doorgaan?
“Ja. Dat moet ik ook. We zitten in moeilijke tijden, economisch gezien. Dat merk ik bij het bedrijf waar ik nu zit natuurlijk ook. Maar ik geef leiding aan 800 mensen in 6 landen. Ik kan het me niet permitteren om in de put te zitten. Dat hebben ze onmiddellijk in de gaten. Als ik opgeef, stopt het. Dat kan niet. Mijn vader zei altijd: ‘Ga gewoon naar bed. De volgende dag ben je hopelijk uitgerust en begin je opnieuw.’ Dus dat doe ik dan. Of even een dagje niks, of ik ga wandelen. Maar ik geef niet op. Daar ben ik goed in.”

Ondernemen zit dus in de familie.
“Ja, mijn vader had een eigen bedrijf, mijn opa en ooms ook. Mijn schoonvader had een aannemersbedrijf. Toen dat failliet ging, had ‘ie geen medewerkers meer en moesten de kinderen bij ‘m komen werken. Sta je daar als 6-jarige te schilderen in de loods. Dan weet je niet beter. De meeste succesvolle ondernemers zijn streetwise, ratjes van de straat. Ze hebben een idee en beginnen gewoon. Het zit ze in de genen.

Als je zoveel hebt ondernomen als jij, heb je dan nog ambities?
“Ik heb nog evenveel ambities, misschien wel meer, maar ik vind andere dingen leuk dan 30 jaar geleden. Toen ik 20 was wilde ik een bedrijf, maakte niet uit waarin, als het maar van mij was. Beetje kinderachtige ambitie, maar het is me gelukt, dus dat hoef ik mezelf niet meer te bewijzen. Een heel groot bedrijf hoef ik ook niet meer. Toen ik bij Origin de baas was vond ik het stoer dat daar 20.000 mensen werkten, in 60 landen. Nu denk ik: zit ik weer in dat vliegtuig en ik heb al zoveel gevlogen. Dan ben ik nooit thuis, zie ik mijn familie niet. Ambities veranderen. Ik ben boeken gaan schrijven. Enorm leuk. Nu wil ik dat die boeken internationaal doorbreken, dat is weer moeilijk. Ik ben sinds een jaar voorzitter van de raad van commissarissen van stichting AAP, puur omdat ik dat leuk vind. Ik verdien er niks mee. Vroeger had ik dat dan niet gedaan. Startende ondernemers vind ik ook leuk, die hebben energie. Zo wordt het ook ingewikkelder, omdat steeds meer mensen je benaderen en ik het moeilijk vind om nee te zeggen. Maar ik heb niet de tijd om iedereen te helpen, dus ik moet keuzes maken.


Verder lezen…


Wat is jouw gouden starters tip?
“Als ondernemer ben je op jezelf aangewezen. Daar moet je vanuit gaan. Hou er rekening mee dat het een gevecht wordt, als je nu iets voor jezelf gaat beginnen. De economie is slecht. Banken geven geen stuiver. Dat is niet erg. Toen ik begon in 1983 was het ook crisis. Iedereen verklaarde me voor gek. Maar na 5 jaar werkten er 100 mensen en maakten we winst. Dus laat je niet tegenhouden. Wat je wel moet doen is jezelf afvragen of je voldoende energie en doorzettingsvermogen hebt. Kan je het? Zo ja, dan is dit mijn gouden tip: vind een ervaren ondernemer en vraag hem of hij je af en toe wil aanhoren.”

Voor advies?
“Ja, aan advies heb je als jonge starter meer aan dan aan geld. Ik zal een voorbeeld geven. Er kwam eens een vrouw naar me toe, na een lezing. Ze had nog 10.000 euro nodig en dan kon ze voor zichzelf beginnen. ‘Van mij krijg je dat niet,’ zei ik, ‘iedereen wil geld. Wat wil je er eigenlijk mee doen?’ ‘Reclame maken,’ zei ze. ‘Waarom,’ vroeg ik. ‘Om klanten te krijgen,’zei ze. ‘Oh, dus je moet eigenlijk iemand zoeken die jou klanten geeft,’ zei ik. Een betalende klant is veel waardevoller dan geld. Mijn ervaring is bovendien dat 10.000 euro marketing niets oplevert. Mensen zijn niet sluw genoeg, ze maken dat op aan 1 advertentie. En dan hebben ze nog steeds geen klant en geen business.“

Wie was jouw raadgever?
“Ikzelf heb 26 jaar geleden Jan Aalbers opgebeld, een van de grootste ondernemers van Nederland, van Aalbers Industries, een metaalbedrijf. Hij heeft miljardenbedrijven opgebouwd, is nu 71. ‘Meneer Aalbers,’zei ik, ’ik vind u zo’n fantastische ondernemer. Mag ik een keer met u praten, zodat u mij misschien kunt adviseren. Als een soort coach. Dan nodig ik u uit voor een etentje.’ Dat vond ‘ie wel leuk. Zo gezegd, zo gedaan. Tot op de dag van vandaag hebben we contact. Het is een hele eerlijke man, die zegt gewoon: ‘Leen daar heb je niks van gebakken, dat heb je slecht gedaan, dat moet je anders doen’. En daar kan je wat mee.”

Gepubliceerd in 2012 op de website en in de campagnekrant van The Enterprize.

 


Keep it simple and stupid


Fotografie: Guido Benschop


Fotografie: Guido Benschop


Ondernemerstalent Steijn Pelle over Cravatta Pelliano, zijn modemerk voor echte mannen.

Steijn Pelle, de 23-jarige managing director van het opkomende gentlemen’s modelabel Cravatta Pelliano is spreker tijdens The Enterprize Contest 2012. Eind juni werd hij door Sprout uitgeroepen tot Jonge Ondernemer 2012, samen met zijn zakenpartner Bernd Damme. Geboren ondernemer met grote plannen. Zijn advies voor starters? Klein beginnen, aanpassen en dan opschalen.

Je gaat de wereld veroveren. Wat is je strategie?
Sneller leren en aanpassen dan de concurrentie. Wij willen de mode-industrie aanpassen aan de 21e eeuw. Wat ons betreft moet je 24/7 kunnen shoppen en wordt alles op maat voor je gemaakt. Dat is een grote droom. Als je die wil realiseren, moet niet twee jaar lang dingen bedenken, tonnen uitgeven om een collectie te maken en lanceren, en vervolgens tot de conclusie te komen dat niemand erop zit te wachten. Dat is wat veel starters doen, die dromen een eind weg. Je moet klein beginnen en je idee eerst testen. Keep it simple and stupid. Als het succesvol is, kun je opschalen naar grote dingen. Deze theorie, de Lean Start-Up, komt van Eric Ries. In Amerika is ondernemen een wetenschap, iets dat je kunt leren.

Hoe klein ben jij begonnen?
Wij hebben in oktober 2011 12 stropdassen op de markt gebracht, ieder met een eigen verhaal, gekoppeld aan de situatie waarin je ‘m draagt. Als je een vergadering gaat voorzitten draag je die ene das, voor een diner pak je een andere. Cravatta Pelliano is een merk voor echte mannen. We hebben 4 ambassadeurs genomen die een zichtbare imperfectie hebben, wat niet past bij het schoonheidsideaal van de mannenmode industrie. Geen gladde Harry’s als boegbeeld, maar karakteristieke koppen. Mensen kunnen zich daarin herkennen. Na de lancering begint het leerproces. Slaat de stijl aan? Verkoopt het op internet? Kun je verkopen via een eigen winkel, of beter via een bestaande winkel? Waar nodig pas je je product aan. Dan kun je doorgroeien. Wij gaan in het najaar beginnen met confectie, een jacket collectie.

Van stropdassen naar online maatkleding, dat is een flinke stap.
Dat klopt, daar heb je meer budget en ervaring voor nodig, een groter team. Wij hebben nog nooit een pak in de winkel gehangen. We weten niks van maatbogen, fabrieken, supply chains om snel en flexibel te leveren. Dus dan haal je er iemand bij van Suit Supply. Zo ook voor internet. Nu hebben we een webwinkel, maar uiteindelijk moet onze site een revolutionair platform worden. We willen met 3-D technieken aan de slag en het voorspellen van trends op basis van online gegevens. Dan heb je een technische doener nodig, iemand die dat al eens gedaan heeft, bij Zalando bijvoorbeeld. Als je ergens te kort komt qua kennis moet je het in je team halen. Niet alles zelf doen. Als er een betere CEO is dan ik, nou eh, zeg me waar ik kan tekenen bij het kruisje en ik ga weer verder met andere dingen.


Verder lezen…


Jij bent een geboren ondernemer.
Volgens mijn moeder wel. Toen ik 9 was had ik een quasi serieus timmerbedrijfje. Ik verkocht klusjes in de wijk, uitgevoerd door mijn vriendjes. Ik kreeg een euro voor elk klusje en maakte een krantje, De Houten Poot, die de secretaresse van mijn vader stencilde voor 30 abonnees. Later ben ik een entertainmentbedrijf gestart, samen met een vriend, Jeroen van den Bosch. We draaiden op bruiloften. Het liep nogal uit de hand. Toen ik 17 was deden we 200 disco’s per jaar. Dus ja, ik ben altijd aan het ondernemen geweest. Ik word er gelukkig van. Maar een eigen bedrijf opzetten is soms hard werken, een fysieke uitputtingsslag. Dan moet je super gemotiveerd zijn. Dat ben je alleen als je de industrie waarin je werkt of het product dat je verkoopt echt leuk vindt. Zeker als je iets tot een wereldwijd succes wil maken.

Waarom hebben ze jou uitgeroepen tot Jonge Ondernemer van 2012?
Een van de redenen is de nieuwe manier waarop we met klanten omgaan. Onze klanten zien we als vrienden. Die push je geen producten, of boodschappen, daar ga je mee in dialoog. Ze mogen meebeslissen over collecties en ons op de donder geven als iets niet goed is. Samen maken we het merk tot een succes. Zo’n prijs winnen helpt daar wel bij. Het maakt je geloofwaardig. Als je grote reclamebureaus of producenten wil overtuigen met ons kleine merkje in zee te gaan, is vertrouwen verschrikkelijk belangrijk. Nu denken ze ‘die jongens hebben potentie, die gaan het maken.’ Voor investeerders geldt hetzelfde. De meeste mensen kijken toch naar de vent en niet naar de tent.

Is het slim om juist nu je bedrijf te beginnen?
Het is vooral een proeve van bekwaamheid; als je in crisistijd een bedrijf op kunt zetten, kun je het ook zodra de economie weer aantrekt. En ja, de crisis biedt enorme kansen. Je kunt goede deals maken. Fabrikanten hebben halfvolle orderportefeuilles. Winkelpanden staan leeg. Zo we hebben een mooie pop-up store aan de Coolsingel weten te krijgen. Dat was anders nooit gelukt. Achteraf was die pop-up store trouwens een verkeerde inschatting. Het heeft veel publiciteit opgeleverd en dat is belangrijk in een opstartfase. Maar het was beter geweest als ik in die tijd naar Lafayette was gegaan om daar onze spullen te verkopen, in plaats van het plafond te schilderen. Er heeft veel energie gekost, maar dat maakt niet uit. Fouten maken hoort ook bij de route naar succes, daar leer je van.

Wanneer ben je succesvol?
Als andere mensen zitten te wachten op hetgeen je aan het doen bent, denk ik. Er blij van worden. Ik wil dat wereldwijd, maar voor een ander moet het hier in Spangen gebeuren. Dat is prima. Je moet doen wat past bij je ambitieniveau en waar je gelukkig van wordt. Wil jij een fantastische groentewinkel opzetten? Ga ervoor. Als je maar nagaat of er in die ene straat behoefte is aan appels en peren voor dat je een pand huurt en een lening afsluit bij de bank waar je jaren aan vastzit. Dat scheelt later veel kopzorgen.

Dit interview werd in 2012 gepubliceerd op de website en de campagnekrant van The Enterprize.

Datum

Aangepast


Interview

Susanne Volder


Tags

 (14)


Tuinfanaat in hart en ziel


Fotografie: Ruud Baan


Fotografie: Ruud Baan


Machteld Gravin van Limburg Stirum-Hooykaas over haar geliefde tuin SchoonOord, een goed bewaard Rotterdams geheim.

Wegdromen op slingerpaadjes onder torenhoge bomen met zingende vogels langs 200 jaar oude vijvers. Dat kun je in SchoonOord, tuin uit de 18e eeuw, vlakbij het Euromastpark. Dit stukje historie in de open lucht wordt met hart en ziel gekoesterd door beschermvrouwe Machteld Gravin van Limburg Stirum-Hooykaas. ‘Ik houd alles in de gaten en als er gevaar is, stap ik erop af.’

Hoe komt u aan uw indrukwekkende achternaam?
“Van mijn man! De van Limburg Stirums behoren tot de oudste geslachten van Nederland, uit het jaar 900. Hij is graaf en ik dus gravin. Dat is de hoogste adellijke titel in Nederland na de koningin. Zelf ben ik oer Rotterdams, geboren in Kralingen, in de Essenlaan. Mijn volledige naam gebruik ik alleen bij officiële zaken, papieren van de bank en dergelijke. Je kunt me gewoon aanspreken als mevrouw van Limburg Stirum. Zo kent iedereen me.”

Vanwaar uw liefde voor de tuin?
“Mijn stiefvader, de bankier Jacob Mees, kocht SchoonOord zo’n honderd jaar geleden bij het grote huis op de Westzeedijk 140, met al die klimop. Het witte huis was het tuinmanshuis. Hij wilde een gezonde omgeving voor zijn kinderen. Frisse lucht. SchoonOord is een paradijs in de stad met eeuwenoude vijvers en bomen, en het is er doodstil. Er scharrelden toen kippen, kalkoenen, pauwen en fazanten rond en er zwommen zwanen. Enig. Zelf heb ik 60 jaar in en bij het grote huis gewoond. Wij zijn daar getrouwd en onze jongste zoon is er geboren. Mijn stiefzusje woonde in de tuin met haar dochter, daar staat ook een huisje. Heel gezellig.”

Maar nu is iedereen welkom.
“In 1970 is SchoonOord een stichting geworden en open gegaan voor publiek, enkele jaren voordat mijn stiefvader stierf. Hij vond dat andere mensen ook van onze tuin moesten kunnen genieten. Zijn voorwaarde was wel dat de plantsoenendienst van de gemeente de boel zou onderhouden. Dat doen ze. Hele aardige tuinbazen zijn het. De tuin is open van 08:30 tot 16:30 uur. Mijn man en ik kunnen er altijd in, we hebben de sleutels. Niet iedereen weet van de tuin af. Maar iedere dag zijn er bezoekers. Van kantoortypes die hun boterhammetje zitten te eten, tot mensen uit de buurt. Of juist van heel ver weg. Dan hebben ze over SchoonOord gelezen op de website.”

U moet ontzettend veel weten over Schoonoord.
“Dat klopt, ik ben de laatste die alles nog weet. Daarom heb ik er ook een boek over geschreven; ‘De historische tuin SchoonOord nader bekeken’. Ik geef lezingen en rondleidingen aan tuinclubs, geschiedkundigen en andere groepen. Een keer per jaar vergadert de familie over de tuin en breng ik een rapport uit, van wat ik denk dat er gedaan moet worden, wat er kapot is, of niet mooi. Niets ontgaat mij en ik ben nergens bang voor. En als er gevaar is, stap ik erop af. Wanneer de tuinbazen op vakantie zijn loop ik nog meer rond dan anders. Want je krijgt hier af en toe ook raar volk, junkies en zo. Onlangs nog! Liepen er opeens sexy vrouwen.”


Verder lezen…


Sexy vrouwen in de tuin?
“Ja! Eerst zag ik alleen een man bij het hek met een camera. Anderhalf uur later liepen mijn man en ik SchoonOord in voor een wandelingetje. En wat zie ik? In mijn stuk tuin, bij de varens, waar ik heel erg van hou, staat een meisje met ontbloot bovenlijf te poseren. Ik heb de fotograaf boos toegesproken. Hij spurtte daarop naar de uitgang, maar dat kind kon zich niet zo gauw aankleden. Ze moest oppassen dat ze niet op mijn plantjes ging staan natuurlijk. De tuinbaas had niks gezien. Kijk, dat soort dingen doe je maar in het park. Dit is een privé tuin. Ik wil hier geen gedonder. Dat bederft het plezier voor de andere mensen.”

Vergt de tuin veel onderhoud?
“Natuurlijk. Maar SchoonOord is een Engelse landschapstuin, ontworpen door de beroemde tuinarchitect Zocher, de man van de doorkijkjes en slingerpaadjes. Zo’n tuin moet een beetje wild zijn. Er staan vooral veel struikjes en mooie bomen. Door de stinsenplanten, dat zijn oerplantjes die je alleen vindt op oude landgoederen, is de begroeiing elk jaar anders. De ene keer wilde narcissen, de andere keer lelietjes-van-dalen. Dat gaat vanzelf, met behulp van de vogels, die de zaadjes verspreiden. De plantsoenendienst heeft het geheel door de jaren heen wel een beetje geciviliseerd. Ze hebben een binnentuintje gemaakt en daar zetten ze dan viooltjes in, voor de kleur. Ik zeg tegen ze dat ik het heel mooi vind, maar eigenlijk hoort dat niet in een landschappelijke tuin.”

Discussieert u vaak met de tuinbaas?
“Zeker, over de bomen bijvoorbeeld moet vaak worden overlegd. Het grondwaterpeil is hoog hier, de boomwortels gaan niet diep. Dan worden ze gevaarlijk. Je kunt ze trimmen, of andere bomen neerzetten. Maar je moet goed nadenken voor je wat doet. We hadden een uil, die zat in een 85-jarige kastanjeboom. De stam was aan het splijten, dus hebben ze de kastanje vorig jaar gekapt. Weg uil. De buurvrouw zegt dat ze hem nog hoort, dus hij zit ergens anders, maar ik wil ‘m zo graag hier. We zaten te wachten op het nest met kleintjes.”

Zijn er bedreigingen voor het voortbestaan van Schoonoord?
“Oh nee, de familie Mees is dol op SchoonOord. Ze doen er alles voor. Hoogstens die klimop. Bomen gaan er dood van. De stammen kunnen er tegen, maar als het naar de takken gaat stikken ze. De klimop zat ook op die hele mooie, historische muur achterin. Ik heb er drie jaar lang bij de plantsoenendienst op aangedrongen dat het er af moest. Toen ze de klimop hadden verwijderd, bleek de muur erg beschadigd. Monumentenzorg heeft ‘m gerepareerd met prachtige ijsselsteentjes. Iedere dag sta ik me aan die muur te verheerlijken. ‘t Is bijna ziekelijk!”

Dit artikel werd in 2012 gepubliceerd in Rotterdampas Magazine.

 


Datum

Aangepast


Fotografie & Styling

Ruud Baan & Isis Vaandrager


Tags

 (14)


Met z’n allen voor iedereen


Fotografie: Ruud Baan  | Styling: Isis Vaandrager


Fotografie: Ruud Baan | Styling: Isis Vaandrager


Freek Schell over zijn familiebedrijf, de grootste multiculturele slagerij van Nederland.

Sinds de oprichting in 1796 produceert de familie Schell slagerszonen genaamd Freek, die het familiebedrijf met grote kundigheid runnen. Freek junior, de achtste in rij, nam Slagerij Schell over toen zijn vader met pensioen ging, maar wilde het wel op zijn eigen manier doen. Hij brak met de Hollandse slagerstradities en maakte er de grootste multiculturele slagerij van Nederland van. Hectisch, druk en oergezellig.

Voor ieder wat wils heb jij heel letterlijk genomen. Waarom?
“Heel simpel, omdat het geld oplevert. Rotterdam heeft meer dan 160 verschillende nationaliteiten. Kaapverdianen, Antillianen,  Surinamers, Chinezen, Turken, Portugezen, Italianen, Spanjaarden, Polen, noem maar op. Die mensen kwamen in de loop der jaren in deze wijk wonen. Ze hebben een eigen cultuur, eten anders, dus ze zoeken andere producten. Die zijn we gaan maken en verkopen. Mijn vader, een echte vakidioot, is er voorzichtig mee begonnen in de jaren ’60, met de komst van de Argentijnen. Voor hen haalde hij T-bone steaks in huis. Toen ik de zaak overnam, ben ik helemaal voor de multiculturele inslag gegaan.”

Vonden andere slagers dat niet raar?
“Heel raar! Ze begrepen er niks van. Pootjes en staartjes, alles in stukjes hakken. Hollandse slagers waren gewend om alles netjes uit te benen, mooie filetlapjes te snijden. Maar van onze klandizie is 90% allochtoon. Die kopen geen slavinken. Ons vlees is niet gestileerd, gekruid, gemarineerd, of voor gegaard. We hebben het wel geprobeerd, maar klanten willen het niet. ‘Dat kunnen we zelf veel beter,’ zeggen ze dan. En daar hebben ze waarschijnlijk gelijk in.”

Die culturen staan niet alleen voor, maar ook achter de toonbank.
“Klopt. Om onze klanten tegemoet te komen. Zo wordt een Surinaamse man bijvoorbeeld door een Surinaamse vrouw geholpen. Zij kan hem in zijn eigen taal te woord staan, ze weet alles over de manier van koken en adviseert over de ingrediënten die nodig zijn voor bepaalde recepten. Dat schept vertrouwen. En als je de lekkerste producten hebt, die nergens anders te krijgen zijn, zoals de speciale Kaapverdiaanse worstjes gemaakt door onze Portugese slager, blijven klanten terugkomen. En ze bevelen je aan. Dat is het grootste compliment. Voor onze Antilliaanse hammen komen ze van heinde en verre. Uit Groningen, Arnhem, Brabant. Wij zetten geen advertenties, dus ze moeten het ergens anders gehoord hebben.”

Hoe kom je aan je personeel?
“Meestal zoeken we gericht, dan gaat het via via. Want bij het arbeidsbureau kan je niet vragen om een Chinees meisje dat ook Chinees spreekt. Dat wordt gezien als discriminatie.


Verder lezen…


Maar ik mag het wel aan mijn buurman vragen of aan iemand die hier al werkt. Of werknemers komen zelf met een zus of neef, die op zoek is naar een baan. Mensen blijven lang. Rosa, een Kaapverdische dame, werkt al 27 jaar bij ons, Esther 25 jaar. Zo hebben we er een paar, dat is de vaste kern.”

Wat maakt Schell zo leuk dat mensen er dertig jaar willen werken?
“Het is een georganiseerde bende. Hectisch, druk, gezellig. Je valt er niet bij in slaap, zeg maar. We hebben wat  temperamentvolle types rondlopen, die schreeuwen en lachen. De een neemt gebak mee als ‘ie jarig is, de ander pasteitjes, of roti. Dat geeft de sjeu eraan. Natuurlijk is er ook wel eens bonje, het zijn allemaal mensen. Maar dat wordt gewoon opgelost. Deze zaak is ook een beetje van hun. Ze denken mee als er wat fout gaat, of juist goed. Ze zijn er trots op. En ik op hen.”

Klinkt als familie.
“Ja, dat is ook zo. Een Rosa of een Esther, ik zal niet zeggen dat ze als een zus voor me zijn, maar wel een vriend. We werken 8 uur per dag samen, jaar in jaar uit. Ik heb ze zien trouwen en kindertjes krijgen, zij mij ook. Mijn vader, die nu 74 is, komt af en toe nog helpen. Mijn vrouw werkt hier, ik heb haar zelfs in de slagerij ontmoet. Ze was 15, een vakantiehulp. Ik was 18. Toen ze na drie jaar wegging, begon ik haar te missen. Dus heb ik haar mee uit gevraagd, naar de film. Van het een kwam ‘t ander.”

Gaat jullie zoon Freek de 9e voor de opvolging zorgen?
“Hij zegt van wel, maar hij is 13. Er gaat nog zoveel gebeuren in zijn leventje. Het slagersvak is leuk, maar ook hard werken. Je moet ‘s ochtends vroeg op, bent altijd bezig. Als die jongen liever met een makkelijk baantje zijn geld wil verdienen, moet ‘ie dat doen. Natuurlijk zou ik het jammer vinden als het ophield, maar ik ga er geen druk op leggen. Het loopt zoals het loopt. Misschien wil mijn dochter verder. Of een van mijn neefjes.”

Zou je nog terug willen naar de slavink?
“Nooit. Laat ons maar lekker eigenwijs klooien. Vlees is toch mijn passie. Mensen snappen dat soms niet, die denken vies, koud, bloed. Ik zie het als kunst. Ik wil mooie producten maken en nieuwe dingen proberen. Ik geniet ervan als mensen het lekker vinden, net als een kunstenaar het fijn vindt dat zijn schilderijen mooi worden gevonden. We zijn nu het rundvlees aan het promoten, omdat we veel Brazilianen over de vloer krijgen. Op zaterdag gooien we hier wel eens een goeie rib eye op de barbeque, zodat klanten kunnen proeven. Dan zie je ze blij worden. Dat lukt je niet met een slavinkje in een pannetje. Nee, als dat moet, dan stop ik er gelijk mee.”

Gepubliceerd in 2012 in het Rotterdampas Magazine.

Er in geloven en ervoor gaan


Fotografie: Daniel J. Ashes


Fotografie: Daniel J. Ashes


Platenbaas Kees de Koning over de romantiek van het ondernemerschap.

Kees de Koning. Hij was journalist, radiopresentator voor de  VPRO en manager van Anouk, maar is vooral de man die vele Nederlandse hiphop artiesten ontdekt en gereleased heeft. Top Notch, het bedrijf dat hij oprichtte in 1995, is tegenwoordig meer dan een platenlabel, want begeeft zich op het gebied van de film (co-producent ‘Rabat’, gemaakt door Habbekrats) en het boek (uitgever van ’James Worthy’ van de gelijknamige schrijver). “Of iets een goed idee is weet je nooit zeker, maar als je achter alles in het leven vraagtekens zet, kom je nergens. Je hebt een visie, daar geloof je in en je gaat er voor. Dat is de romantiek van het ondernemen.”

Is jouw rol veranderd de afgelopen 16 jaar?
“Ja, ik begon als eenmanszaak, dan doe je alles zelf. Nu werken we met z’n vijven. Top Notch ontdekt en begeleidt talent, tot aan de release. We doen de marketing en promotie, distributie, de juridische kant, videoclips, het artwork. Als directeur ben ik nog steeds nauw betrokken bij alle dagelijkse beslissingen, en ik probeer mijn team zo goed mogelijk te motiveren. Om te groeien moet je afstand nemen van je bedrijf. Dat heb ik moeten leren; hoe je je mensen aanstuurt, maar ook de kans geeft om zich te ontwikkelen.”

Nu is er ruimte voor nieuwe dingen; films en boeken.
“Ja. Een hele andere tak van sport, maar succes geeft zelfvertrouwen. Dan durf je iets nieuws te proberen. In literatuur was ik altijd al geïnteresseerd. Ik werkte van mijn 15e tot mijn  18e in een boekwinkel. Het voelt logisch om er iets mee te doen. In drie maanden tijd hebben we twee boeken uitgebracht die in de bestsellerlijsten staan en goeie recensies krijgen. Natuurlijk, we hebben het samen gedaan met Lebowski Publishers. Als je tot de conclusie komt dat iemand anders ergens beter in is, moet je niet te beroerd zijn om diegene bij je plannen te betrekken. Maar wij kunnen het ook, daar ben ik trots op.”


Verder lezen…


Samenwerking is de grondstof van je bedrijf.
“Samenwerking én kruisbestuiving. Wij werken met het werk van creatieve mensen. Het is ook onze taak om ze te inspireren, de mogelijkheid te bieden om samen te werken met andere artiesten, door ervoor te zorgen dat ze van elkaars bestaan afweten. Zo komt het dat Kempi een liedje wil maken met Lucky Fonz. En als mensen die bij ons hun eerste opdracht kregen, zoals Nalden of Habbekrats, succesvoller worden, dragen ze weer andere creatieven aan. Ze weten dat ze iets terugkrijgen voor dat wat ze geven. Een heel gezond systeem.”

Wat is je het meest tegengevallen in het ondernemen?
“Het economische element. Dat dingen waar ik trots op ben, die invloed hebben, succesvol zijn en mensen inspireren, niet perse veel geld opleveren. Het is nooit mijn ambitie geweest om een beursgenoteerd bedrijf hebben, maar het is lastig daar je weg in te vinden, niet op te geven en gewoon door te gaan.”

Is geld belangrijk?
“Het is geen graadmeter voor succes. Een goeie reputatie is op de langere termijn meer waard dan wat je in de eerste jaren kunt verdienen. De meest interessante bedrijven draaien in het begin verlies. Je moet een lange adem hebben, maar als je iets toevoegt met wat je doet, levert het uiteindelijk geld op.”

Jullie reputatie leidde tot samenwerking Virgin en EMI. Wat heeft dat opgeleverd?
“Met een partnership kun je moeilijke financiële periodes overbruggen. Zo’n partij doet dan een bepaalde investering tegen een deel van je winst. Het is vooral een goede manier om er achter te komen hoe zij dingen aanpakken. Of je dat ook zo wil doen, of juist niet.”

En, wat wil jij nog doen?
“We gaan verder met films en boeken. We zijn bezig met het opnieuw uitbrengen van albums uit het verleden waarvan wij het jammer vinden dat ze vergeten zijn. Oh, en weet je wat ik graag zou willen? Een winkel. Om al onze spullen te verkopen.”

Gepubliceerd in 2011 in de campagnekrant en op de website van The Enterprize.

Van solo naar samen


Fotografie: Ruud Baan | Styling: Isis Vaandrager


Fotografie: Ruud Baan | Styling: Isis Vaandrager


Kunstenaar Sis Josip over samenwerking tussen creatieven, het bedrijfsleven, Rotterdam en Den Haag.

Sis Josip is geboren Amsterdammer, getogen Hagenees, werkte met Ted Langenbach toen de wegen op Zuid nog onverhard waren en is initiatiefnemer van de nieuwste culturele broedplaats van Den Haag: HOOP. Hier komen creativiteit, geld en mensen samen. “Dingen doen alleen omdat het leuk is heeft geen zin. Het moet een doel hebben.”

Wat is dat voor een naam, Sis Josip?
“Oorspronkelijk is Sis Josip de naam van het bedrijfje dat ik begin jaren ’80 met mijn vrouw Conti ben begonnen, hier in Den Haag. Echter naast de commerciële klussen heb ik altijd geschilderd, om in balans te blijven. Mijn schilderijen ondertekende ik ook met Sis Josip. Daardoor is verwarring ontstaan. Mensen denken dat het mijn naam is, maar ik heet René van Bruggen. Het maakt niets uit, ik luister naar beide namen.”

Je schildert vooral levensechte mooie vrouwen.
“Dat klopt. Maar wat is mooi? Ik vind de Maasvlakte prachtig, iemand anders ziet alleen stinkende pijpen. Het afgelopen jaar heb ik gezocht naar onvoorwaardelijke schoonheid, iets wat persoonlijke smaak overtreft. Een reis door religie, wetenschap, politiek en het spirituele. Schoonheid is vormgegeven liefde, ontdekte ik. Mijn bevindingen heb ik vastgelegd op doek, met als slotstuk een drieluik over de openbaring. Maar goed dat het klaar is, zo’n zoektocht gaat diep en is best eenzaam. Ik vind het wel lekker om me weer met de werkelijkheid bezighouden.”

Wat deed je vroeger voor de kost?
“Heel vroeger werkten we in de confectie-industrie. We verzorgden de inrichting van winkels, etalages, beursstands in binnen- en buitenland, bedachten we reclamecampagnes. Toen de partyscene in de jaren ’90 opkwam zijn we daarin gedoken. Met leeftijdsgenoten iets nieuws beginnen, dat was een stuk spannender. En lucratief bovendien. We decoreerden talloze housefeesten, van onder andere Silly Symphonies in Den Haag, Gaultier in Amsterdam en de eerste MTC party’s van Ted Langenbach in Rotterdam. Toen waren de wegen op Kop van Zuid nog onverhard.”

In 2001 was je ook in Rotterdam.
“Ja, toen Rotterdam Culturele Hoofdstad was. Via via ontmoette ik de jongens van .off_corso. Ze waren net begonnen. Ik gaf ze advies en hielp ze met het opzetten van een netwerk van creatieve geesten, variërend van grafisch ontwerpers tot Vj. Mijn ideaal was gezamenlijk te werken aan een doel. In de creatieve industrie ebt veel energie weg, dat is zonde. Als je alle verschillende vormen van creativiteit bundelt kan het een maatschappelijke en zelfs politieke kracht worden waar we nog versteld van zullen staan.”


Verder lezen…


Lijkt op het Creatief Warenhuis dat je nu runt.
“Inderdaad. Samen met Erwin Unger en Bram Halfschepel heb ik Stichting Haagse Hoop opgericht, en sinds oktober 2010 zitten we met Creatief Warenhuis HOOP in een groot pand in het centrum van Den haag. Het is een platform voor jonge, veelbelovende ontwerpers, kunstenaars, fotografen, labels en andere projecten. Zij vertegenwoordigen een doelgroep die de grote merken graag willen bereiken. Dus door met het bedrijfsleven samen te werken, kunnen we bestaan zonder culturele subsidies. Zo hebben we voor schoenenmerk Palladium een event bedacht en uitgevoerd. En in de Haagse Museumnacht 2011 werken we samen met Volkswagen.”

Hoopvolle ambities!
“We willen laten zien dat creativiteit de toekomst heeft, juist nu er minder geld gaat naar kunst en cultuur. We zijn toegankelijk voor het grote publiek. Je kunt hier ook binnenlopen voor een goeie kop koffie. Er zijn plannen voor een club in de kelder, een expositieruimte op de eerste verdieping en een restaurant. Feestjes en openingen doen we al, maar mondjesmaat, want de vergunningen zijn nog niet rond. Als je consequent de regels gaat overtreden kan je de tent sluiten natuurlijk.”

Is Den Haag strenger dan Rotterdam?
“Den Haag is een uitgegroeid dorp met stadse allure, Rotterdam een echte grote stad zonder centrum. Bij jullie wordt feesten organiseren direct aan banden gelegd als er een keer iets uit de hand loopt, hier ziet men dat als een incident. Wij zijn milder. De toekomst is samenwerken: op naar Randstad. Waarom zou je als stad nog je eigen tram willen bedenken, of cultuurpas? Dat kan je toch samen doen.”

Dus je komt niet meer terug?
“Ik heb besloten om me te concentreren op Den Haag, zeker nu wij de ambitie hebben om Culturele Hoofdstad te worden in 2018. Niet dat het al rond is, in 2013 wordt dat pas besloten. Maar in de aanloop er naar toe komt er van alles van de grond. Organisaties zitten met elkaar aan tafel, werken samen, er is minder onderlinge concurrentie. Dat geeft veel energie. Ik denk dat we een goede kans maken om Culturele Hoofdstad te worden. De ervaring in Rotterdam leert dat de vibe daarna nog 2 jaar doorsuddert. Dus in 2020 ga ik met pensioen.”

Dit artikel werd in 2011 gepubliceerd in Rotterdampas Magazine.

Paraat aan de baan


Fotografie: Ruud Baan  | Styling: Isis Vaandrager


Fotografie: Ruud Baan | Styling: Isis Vaandrager


Brandweerman Rene Stoppelenburg over zijn werk op RotterdamTheHague Airport.

Hij gaat door het vuur voor zijn gezin en mocht er brand uitbreken, staan hij en zijn team er voor ons allemaal. Zo heeft brandweerman René Stoppelenburg door de jaren heen veel mensen in nood kunnen helpen. Maar wat doet hij op het vliegveld? ‘Met een bak water naar binnen blazen heeft het in ieder geval niks te maken!’

Brandweerman worden, dat is de droom van elk jongetje. Ook die van jou?
“Het ging toevallig, via een brandweerman die ik kende uit het zwembad waar ik ‘s avonds baantjes trok. Hij werkte bij de vrijwillige brandweer in Reeuwijk. Ze zochten iemand voor het duikteam en dat werd ik. Ik was net 18. Eerst kreeg ik de opleiding Brandwacht 2e klas, daarna 1e klas en duiklessen. Ik heb er 27 jaar gewerkt. Sinds 1997 ben ik werkzaam op Rotterdam The Hague Airport, inmiddels als plaatsvervangend ploegcommandant. Mijn jongensdroom was piloot worden, dus ik zit hier prima!”

Bestaan er ook brandweervrouwen?
“Jazeker, maar niet hier. Wij zijn met 31 man en draaien 24-uurs diensten, in ploegen van zeven. De sfeer is prettig. We zijn open naar elkaar, ook over privé situaties. Dat is belangrijk. Als iemand niet lekker in zijn vel zit, moet je dat als team kunnen opvangen. Daarom maken we dingen bespreekbaar en ondersteunen we elkaar. Vertrouwen is onze basis. Natuurlijk doen we ook leuke dingen. Klieren met water als het warm is, samen koken.”

Ben je niet bang voor vuur?
“Nee. Je hebt een opleiding en doet ervaring op. Je kennis houd je bij met cursussen en trainingen. Op een gegeven moment weet je wat vuur doet, welk materiaal je tot je beschikking hebt, wat je daarmee kan en welk effect weersomstandigheden hebben op het vuur. Dus in noodsituaties gaan we er tegen aan. Desnoods tot de helmen zwartgeblakerd en gesmolten zijn!”

Heb je zo’n ernstige situatie meegemaakt op het vliegveld?
“Nee, een hele grote brand, of ernstige crash hebben we hier gelukkig nooit gehad. Maar we zijn er altijd op voorbereid. Van tijd tot tijd rukken we preventief uit. ‘Paraat aan de baan’ noemen we dat. Meestal gaat het om een voorzorgslanding, zoals vorig jaar het geval was met de helikopter waar Herman den Blijker inzat. Ik had dienst. Toen wij aankwamen stond ‘ie net in het gras, hier pal voor de deur. Om geen risico te nemen hebben we toch de ambulance laten komen.”
Vervolg…


Verder lezen…


Weinig stoere blusverhalen!
“Met sensatie, zo van ‘kijk ons eens even met die grote rode auto aan komen denderen en een bak water naar binnen blazen’, heeft brandweerman zijn niks te maken. Je doet gewoon je uiterste best om mens en dier veilig te stellen in geval van nood. Daar gaat het om. Op het vliegveld hebben we de cursus First Responder mogen doen, EHBO ‘plusplus’, zeg maar. Wij kunnen veel medische handelingen uitvoeren. Die heb ik vaak kunnen toepassen bij ongevallen in Reeuwijk en op de Rijksweg.”

Hoe ziet jouw dag eruit?
“Je begint om half acht ’s ochtends. Dan lossen we de andere ploeg af. De ploegcommandanten nemen de afgelopen 24 uur door; wat is er gebeurd, wat moet er gedaan worden. Dan worden de voertuigen gecontroleerd, de waterspuiten gaan even aan. Er is overleg met collega’s van beveiliging, havendienst en technische dienst. Intussen maken mijn collega’s alles schoon, het dagverblijf, de keuken, slaapkamers en douche. Om half negen oefenen we. Theorie in het leslokaal, of praktijk buiten op het veld.”

Wat oefen je dan buiten?
“Brandjes. We hebben een oefenromp staan, een Boeing 737, zelfgemaakt gemaakt van twee grote zeecontainers, met motoren, vleugels, cockpit en echte stoeltjes. Hij kan aan weerskanten branden, er zit een gasinstallatie in. Een van ons bedenkt de oefening, de rest weet van niks. Je kunt elk scenario verwachten. Soms moet je een pop redden, soms twee. Deuren kunnen op slot, en de wind staat wel eens anders. Het lijkt een spel, maar het is heel serieus. Binnen kan het 500 graden worden.”

En dan gewoon aan de koffie!
“Dat klopt. Heerlijk! Daarna doet ieder zijn werkzaamheden. Alles wat je op de kazerne ziet, maken we zelf. We hebben een automonteur, schilder en een timmerman. Ikzelf controleer alle EHBO spullen op het vliegveld en ik geef trainingen aan het personeel van de luchthavens Hilversum, Heliport Amsterdam en Valkenburg die daar de brandweer taak doen. Om zes uur eten we. Er wordt gesport, sommigen studeren, duiken achter de Tv of computer. Tegen elven gaan we slapen. Na elke dienst ben je 48 uur vrij.”

Gekke werktijden. Vindt je gezin dat niet vervelend?
“Mijn vrouw werkt in de wijkverpleging en mijn dochters gaan de hulpverlening in. We weten niet beter! Mijn schoonvader zat ook bij de brandweer. Mensen willen helpen, het zal wel in onze genen zitten.”

Gepubliceerd in 2011 in Rotterdampas Magazine.

Nalden.net is mijn speeltuin


Nalden3


Interview met Nalden, lifestylegoeroe en oprichter WeTransfer.

Lifestyle goeroe, uitvinder van reclame die niemand stoort en medeoprichter van WeTransfer. Met zijn kennis over technologie en de impact van nieuwe media, wil de internationaal erkende blogger de wereld leefbaarder maken. Nalden is spreker tijdens het inspiratieweekend van The Enterprize Contest 2010. Read and be inspired!

Hoe ziet je week eruit?
“Altijd anders. Deze week heb ik veel te veel afspraken. Straks even langs Nike in Hilversum. Vrijdag gaan we een filmpje opnemen. Zaterdag ben ik in de Ardennen, voor een bachelorparty, dat hoort er ook bij. Een druk leven, maar ik krijg energie van de dingen die ik doe.”

Je bent helpt mensen graag. Wat is daar zo leuk aan?
“Het is karma, denk ik. Mensen zijn heel dankbaar. Als ik met simpele dingen, die mij in principe niet meer kosten dan enthousiasme, iemand op positieve wijze verder kan helpen, krijg ik daar weer positiviteit en ideeën voor terug. Uitwisseling van inspiratie, zoiets. Het bevalt me.”

Jouw blog is inspirerend voor zoveel mensen dat ‘ie geld waard is!
“Nalden.net is een dictatuurtje, mijn speeltuin. Ik blog over dingen die ik zelf tof vind en trek daarmee veel mensen aan met dezelfde interesses, uit verschillende hoeken. Zij mailen mij, voor advies of met voorstellen. Van reclamebonzen, celebraties tot types die op kantoor zitten. Dat is waardevol voor bedrijven die op Nalden.net adverteren, zoals Apple, Nike en Philips, die ik op mijn beurt waardeer om hun innovativiteit en geschiedenis.

Hoe werkt je Wallpaper Advertising Business Model?
“Ik daag bedrijven uit om op een creatieve manier in mijn wereld aanwezig te zijn. Dat sluit aan bij mijn blogs over hun producten. Daarnaast laat ik fotografen, illustratoren en designers meedraaien in de advertenties, zodat er een balans ontstaat tussen commercie en creativiteit. Wallpaper Advertising stoort mensen niet. WeTransfer draait ook op dit model. Daar speelt mijn persoonlijke smaak geen rol, maar moeten advertenties wel een bepaalde esthetiek in zich hebben.”


Verder lezen…


Wat maakt WeTransfer een succes?
“Met WeTransfer faciliteren we in een behoefte om op een eenvoudige manier grote bestanden te versturen. À la You Send It, maar dan beter. WeTransfer is wereldwijd voor iedereen toegankelijk. Het gaat heel lekker. Nu moeten we professionaliseren, zodat we er ook financieel op vooruit gaan. Dat is belangrijk. Met commercie kun je creativiteit naar een hoger niveau tillen.”

Is geld verdienen je doel?
“Nee, geld is een middel. Mijn doel is Nalden als een merk neerzetten dat men associeert met positiviteit, kwaliteit en innovatie. Met dat merk wil ik producten op de markt brengen waar mensen van houden.”

Waar ben jij over 5 jaar?
“Waarschijnlijk in San Francisco. Dan staat mijn merk internationaal en heb ik een ‘ideacompany’ opgericht, Present Plus. Ik wil incubator worden, mensen met een ondernemende geest supporten, aan elkaar connecten en investeren in hun ideeën. Goed dat je het vraagt, het herinnert me weer even aan waarom ik het allemaal doe.”

Hoe wist je wat je talent was?
“Dat wist ik niet. Pas toen andere mensen gingen definiëren wat ik deed begreep ik het. Ik heb er niet voor geleerd. Met mijn HBO studie ben ik gestopt. Toen ik 18 was ging ik werken. Ik ben gewoon te eigenwijs. Doen past meer bij mij. Als klein kind al maakte ik websites en dat soort shit. Wat je leuk vindt en je makkelijk afgaat, is automatisch vaak waar je talent ligt.”

Voor The Enterprize kandidaten; welke markt kun je beter met rust laten anno 2010?
“Moeilijk! Ik zou zeggen de muziekindustrie, maar die is eigenlijk juist heel boeiend, omdat het hele model aan het wankelen is. Spotify springt daar op een goeie manier op in. Elke business die wankelt, creëert nieuwe mogelijkheden. Steek het in een nieuw jasje en breng het met een twist, dat wordt het weer interessant en dus rendabel.”

Wat heb je nodig om een bedrijf te beginnen?
“Doorzettingsvermogen, discipline, focus. Heb vooral ook veel plezier in wat je doet, sta op een gezonde manier achter je product. Dan straal je enthousiasme uit die niet te ‘faken’ is. En je moet mensen om je heen verzamelen met wie je ideeën kunt realiseren. Ieder mens is een product van zijn omgeving, dus kun je er maar beter voor zorgen dat die goed is.”

Tot slot, een quote!
“Ondernemen moet je gewoon doen. Hou overzicht, ga vaak op vakantie en blijf dicht bij jezelf.”

Gepubliceerd in 2010 op de website en in de campagnekrant van The Enterprize.

Geen leven zonder water


Fotografie: Bjorn Staps


Fotografie: Bjorn Staps


Restauranteigenaar Lucas Chon over zijn grote passie, het aquarium.

In het decor van een Chinees restaurant hoort natuurlijk een aquarium. Maar het aquarium van Lucas Chon, eigenaar van Hong Kong, is meer dan een bak water met vissen. Je kunt het gerust een obsessie noemen. Hij heeft het leven onder water tot wetenschap verheven en zorgt al jaren trouw voor de meest exotische koralen, anemonen en poliepen.

Hoe bent u in restaurant Hong Kong terecht gekomen?
Mijn vader zaliger was in 1963 een van de vier oprichters. Op een kwade dag kreeg hij een beroerte en werd ik gevraagd om de zaak waar te nemen. Dat was in 1991. Ik studeerde vliegtuigbouwkunde in Delft. Van die studie is niets meer terecht gekomen. Tja, de dingen lopen zoals ze lopen.

Een familiebedrijf dus!
Ja, dat is bijzonder, want Chinese restaurants worden vaak verkocht. Dit is een van de oudste van Rotterdam. Ik ben er wel trots op, maar het is geen garantie voor succes. Je moet je toch altijd weer opnieuw bewijzen. Wij proberen uniek te zijn in wat we aanbieden en hoe we ons presenteren. Dat is op zich al vrij uniek, want de lijfspreuk van iedere Chinees is ‘beter goed gejat, dan slecht zelf bedacht.’ Daarom lijken Chinese zaken altijd op elkaar.

Heeft daarom bijna ieder Chinees restaurant een aquarium?
Bij iedere cultuur horen nu eenmaal eigen huisdieren. De Nederlander neemt een hond. De Chinees heeft een zangvogeltje of een vis. Bovendien zijn chinezen enorm bijgelovig. Ze zijn voortdurend bezig met het verslaan van het lot. Er wordt geen feest georganiseerd zonder eerst de horoscoop te raadplegen. Alles heeft een plaats en een betekenis in het universum. Zo staat de vis voor beweging. Beweging staat voor leven. Beweging van water lokt beweging van mensen uit. En waar mensen komen, laten ze hun geld rollen. Vandaar.

Bent u ook bijgelovig?
Nee. Bijgeloof brengt ongeluk. Wij hebben dit aquarium hier in 1987 neergezet, omdat we het een leuk en decoratief element vonden. Er zouden zes goudkleurige vissen in moeten zwemmen om geluk af te dwingen en twee zwarte om de boze geesten buiten te houden. Zoals je ziet hebben we die niet. In dit aquarium draait alles om de begroeiing. De vis is bijzaak. Koralen en de anemonen vind ik veel interessanter. Het onderhoud is bewerkelijk. Ik zou het de mensen thuis zeker niet aanbevelen. Je bent er elke dag mee bezig en zult nooit meer fatsoenlijk op vakantie kunnen. Niet langer dan een week in ieder geval.


Verder lezen…


Het aquarium moet wel erg belangrijk voor u zijn.
Ik ben er compleet mee vergroeid! Vreselijk als mensen op het glas tikken. Het begon als een hobby, maar het is een obsessie geworden. Er zit meer dan 20 jaar werk in. De eerste jaren was ik alleen maar bezig met begrijpen hoe zo’n aquarium werkt. Eenvoudig wordt het nooit. Ernaar kijken is voor iedereen een uitermate rustgevende bezigheid, behalve voor mij. Ik zie alleen maar wat ik nog moet doen.

Hoeveel tijd bent u kwijt aan het onderhoud?
Ongeveer 5 uur per week. Morgen maak ik het glas aan de binnenkant schoon. Niet alleen de vissen, maar ook de koralen moeten worden gevoerd. Die eten plankton, in microscopisch kleine deeltjes. Voor de poliepen heb ik allerlei dingen in de vriezer, zoals kreefteneitjes en stukjes visvlees. Dat kun je niet zomaar in het water gooien. Ik ontdooi het eerst en voer de poliepen dan op korte afstand met een injectiespuit. Zo krijgen ze allemaal te eten en wordt het water niet vuil. Heel belangrijk. Dit aquarium overleeft omdat er hoge eisen aan de waterkwaliteit worden gesteld.

Hoe zie je dat de kwaliteit van het water goed is?
Dat kun je niet zien. De waterkwaliteit wordt geregeld door machines. Er is een kalkreactor, een eiwit afschuimer en een apparaat voor bacteriële reiniging. Ik heb genoeg ervaring om aan het gedrag van de vissen en de koralen af te kunnen lezen of ik nog moet bijsturen. De poliepen hebben bijvoorbeeld voelharen aan de buitenkant, waarmee ze kunnen detecteren of er iets voorbij zwemt. Als die haren korter worden, moet ik sporenelementen aan het water toevoegen. En wanneer de gele poliepen achterin minder mooi open gaan, heeft het water een jodiumtekort.

Bent u nu een expert?
Dat is een groot woord. Ik ken mijn aquarium. Daarom doet alles het goed. Die levende schelp was zo groot als mijn vuist toen ik hem kocht. Nu, vijf jaar later, is hij zeker zes keer groter. Het witte bellen koraal heb ik al veertien jaar. Inmiddels staat het op de lijst van de bedreigde diersoorten. De vissen zijn ouder dan ze in de natuur ooit kunnen worden. Daar wordt elk moment van zwakte afgestraft. Dierentuinbeesten zijn het geworden. Gelukkig zijn ze te dom om te beseffen dat ze opgesloten zijn. Maar ik weet zeker, als de vissen handen hadden, dan zouden ze voor me klappen.

Dit interview werd in 2010 gepubliceerd in Rotterdampas Magazine.

Datum

Aangepast


Uit de dagelijkse werkroutine


Fotografie: Rogier Maaskant


Fotografie: Rogier Maaskant


CEO Jeroen de Haas en kunstadviseur Frans Boomsma over het collectiebeleid van Eneco.

Op iedere etage word je welkom geheten door een weelde aan prikkelende beelden, resultaat van 10 jaar doortastend kunst verzamelen. Helaas kun je het hoofdkantoor van Eneco op Kop van Zuid in Rotterdam niet zomaar binnenlopen. De Eneco kunstcollectie, ooit gestart om energie te genereren tussen werknemers, past echter prima bij de huidige duurzame bedrijfsstrategie, een manier van denken die een explosie van creativiteit veroorzaakt. ‘We moeten er nu maar eens wat mee doen,’ aldus CEO Jeroen de Haas. Ik sprak hem en zijn extern adviseur beeldende kunst Frans Boomsma.

Wat doet het voor het imago van je bedrijf, investeren in kunst?
Jeroen: ‘Iets positiefs. Je merkt dat de bedrijven die het weten het leuk vinden dat Eneco dat doet.’ Frans: ‘Nou, het is natuurlijk een vorm van beschaving, dat je kunst verzamelt. Het toefje slagroom op de taart.’ Jeroen: ‘Laten we het niet mooier maken dan het is. Je geeft je bedrijf er een gezicht mee. Hetzelfde zou zijn als ik zeg dat ik zeil. Blijkt dat je toch niet zo saai bent als energiebedrijf. En je laat zien dat je zorg besteedt aan je presentatie. Ik kom wel eens op plekken dat ik denk, hoe kun je die rommel ophangen.’ Frans: ‘Dat is ook wat ik bedoel met beschaving.’

Waarom verzamelt Eneco kunst?
Jeroen: ‘We zijn er zo’n 10 jaar geleden mee begonnen om mensen uit hun dagelijkse werkroutine te halen. Pas later zijn we gaan nadenken over welke kunst bij een Nederlands energiebedrijf past, wat de klant, de maatschappij acceptabel zou vinden. Daar is een collectiebeeld uit gekomen van jonge, aankomende Nederlandse kunstenaars.’

Zoeken jullie geen publiciteit voor de collectie?
Jeroen: ‘Tot op heden niet, maar dat is wel de bedoeling.’ Frans: ‘We zijn er mee bezig. Sinds kort zijn we lid van de Vereniging Bedrijfscollecties Nederland. Daar zijn topbedrijven bij aangesloten, zoals De Nederlandsche Bank en AkzoNobel. Op de website van de vereniging kun je informatie vinden over onze collectie. We staan ook op galeries.nl en veel van onze werken zijn gepubliceerd in de catalogi van Art Rotterdam , de beurs waar wij hoofdsponsor van zijn geweest. De collectie omvat nu 160 stukken. Er moet ooit wel een website komen.’

Jeroen, wat bedoel je met ‘uit de dagelijkse routine halen’?
‘Je kunt jarenlang samenwerken zonder persoonlijke dingen van elkaar te weten, maar over kunst spreken mensen zich uit en zo leer je elkaar kennen. Dat is belangrijk. Over de man met het blote piemeltje op de 27e etage heeft iedereen een mening. Of het kan of niet. En we hebben een werk van Emo Verkerk. Dat heeft hij gemaakt van op het strand gevonden dingen. Op een gegeven moment stond het bij het grofvuil, omdat de schoonmaakdienst dacht dat het afval was. Geweldig. Zo’n verhaal gaat door het hele gebouw heen.’

Het zorgt voor discussie.
Jeroen: ‘Juist. En het relativeert. In de vergaderruimte voor de raad van commissarissen staat zo’n gek, groen ding in het midden. Het lijkt op een schaap, maar het is eigenlijk een landschap.’ Frans: ‘Dat is van Nadia Naveau (Finding Neverland, 2005). ’ Jeroen: ‘Ja. Laatst kwamen we er op een bepaald moment in een discussie niet meer uit. Toen zei iemand, laten we het maar aan het groene schaap vragen. Een grap natuurlijk, maar het breekt de spanning.’

Wie kiest?
Jeroen: ‘In principe kiest de raad van bestuur de kunstcollectie, dat zijn vier personen. Onze CFO en ik zijn er altijd bij en mijn oud-collega Jan van Dongen, die nu met pensioen is. Hij heeft zelf ook grote interesse in kunst. Nieuwe mensen krijgen een lichte stem. Soms moeten we zeggen, nee, dat zigeunerinnetje met traan doen we niet.’ Frans: ‘In de loop der tijd leren ze kijken en ontwikkelen ze hun kennis. Ze raken geprikkeld.’ Jeroen: ‘Ik kijk nu ook anders naar kunst die ik vijf jaar geleden heb gekocht. Met sommige stukken heb ik nu minder.’

Met welk werk heb je zelf het meest, Jeroen?
Jeroen: ‘Met het portret van de oude zeeman dat op mijn kamer hangt.’ Frans: ‘Van Annaleen Louwes is dat.’ Jeroen: ‘Het is een beetje een verschrompelde zeeman. Je kunt zien wat hij vroeger heeft voorgesteld.’ Frans: ‘Het toont kwetsbaarheid ook.’

Frans, jij speelt een vrij belangrijke rol bij de aankoop.
‘Ja, alweer tien jaar adviseer ik de raad van bestuur bij de aankoop middels mijn kennis van kunst. Ik kom uit de galeriewereld. Eerst heb ik vier jaar bij Loerakker gezeten en daarna heb ik twee jaar een eigen galerie gehad, Dubbelbee. ’

Is er een vertrouwensband tussen jullie?
Jeroen: ‘Zeker. Dat moet ook. Als ik de kwaliteit van de voorselectie die onze adviseur maakt in twijfel zou trekken, dan kan ik het beter zelf gaan doen.’

Hoe oriënteer jij je, Frans?
Frans: ‘Ik ga naar galeries en de beurzen, kijk wie prijzen wint. Uit wat ik tegenkom destilleer ik een hoeveelheid kunstenaars waaruit de raad de uiteindelijke keus maakt. Twee keer per jaar plannen we een kunstronde. De bestuursleden willen hoog rendement van zo’n middag. Er moet in betrekkelijk korte tijd goede kunst gekocht kunnen worden.’ Jeroen: ‘De galeriehouders zeggen altijd dat het een bijzonder aankoopproces is.’ Frans: ‘De slagvaardigheid is ongekend. Als Eneco komt, dan gebeurt er ook wat. Geen commissies die moeten overleggen met die en die en dan weer terugkomen.’

Waarom zulke haast bij het kopen?
Jeroen: ‘Ik geloof gewoon niet dat je collectie beter wordt van eindeloos wikken en wegen en dan pas kopen. Het is niet hetzelfde als kunst kijken. Als je er te lang over nadenkt, gaat je persoonlijke smaak een te grote rol spelen. Dat is niet te bedoeling.’ Frans: ‘Hij is heel praktisch.’ Jeroen: ‘Frans zorgt ervoor dat er integere kunst wordt aangeboden. En dan kiezen wij op diversiteit, cultuur, type kunstenaar. En of het aanspreekt. Punt.’

Kopen jullie ook experimenten?
Frans: ‘Het komt wel eens tussendoor, maar we zoeken vooral werk dat enig belang heeft voor de ontwikkeling van de kunst. Kunstenaars die al iets overwonnen hebben, met een zekere erkenning. Jeroen: ‘Er mag veel, maar we gaan niet naar de academies. Dan is het risico dat je helemaal geen economische waarde opbouwt te groot. Dat is zonde.’ Frans: ‘Natuurlijk zitten er werken in de collectie waarvan we dachten dat het zou beklijven, waarmee dat niet is gebeurd. Maar we hebben ook een vroege Michael Raedecker. Die is niet meer te krijgen in Nederland. Het is leuk als blijkt dat je een goede inschatting hebt gemaakt.’

Gaat het nu om de waarde of de functie van kunst?
Jeroen: ‘Om beide natuurlijk. Je bent met geld van een onderneming bezig. Wij zijn geen museum. Ik moet het kunnen verantwoorden. Het kan best zijn dat het niet sophisticated is wat ik zeg, maar het is zoals het is. Externe erkenning moet niet de enige reden zijn waarom je koopt, maar je hebt het nodig om draagvlak te creëren voor je collectie. Toen de blozende meisjes van Martine Stig (‘Bloos/Blush’ 2002) ineens in De Volkskrant stonden, was iedereen hier heel trots. Daarvoor waren er medewerkers die zeiden, wat moeten we met die stomme foto’s. En nu dachten ze, hé, die hebben wij.’

Waarom is Eneco geen sponsor meer van Art Rotterdam?
Jeroen: ‘We hebben een beperkt bedrag voor sponsoring. De vraag is altijd waar stop je dat in en wat heeft het meest effect in de markt. Een commerciële afweging. En dan heeft het sponsoren van sport, de Eneco Tour, veel meer publicitair effect dan het sponsoren van Art Rotterdam. Gewoon duidelijk.’

Jullie houden wel van duidelijk, bij Eneco.
Jeroen, lachend: ‘Inderdaad, je moet geen diepzinnige verhalen houden als dat niet de realiteit dekt.’

Wat moet er nog echt in de collectie?
Jeroen: ‘Ik kan zo niet iets bedenken. We gaan naar een nieuw gebouw in 2011, in Rotterdam Alexander. Daar is heel veel ruimte.’ Frans: ‘Daar kunnen we meer sculptuur doen, of een keer video.’ Jeroen: ‘Wat vooral belangrijk is, is dat de collectie aansluit bij de bedrijfsstrategie die we hebben ontwikkeld. Duurzaam betekent niet alleen wind– en zonne-energie, maar ook deel uit willen maken van de maatschappij. Het is de kunst om energie zo maximaal mogelijk uit je eigen omgeving te halen. In de Vogelwijk in Den Haag zijn we nu bijvoorbeeld bezig zijn met zonnepanelen en windenergie, zodat die wijk met onze hulp zijn eigen duurzame energie kan opwekken.’

Wat zijn de gevolgen van die bedrijfsstrategie voor het verzamelbeleid?
Jeroen: ‘Dat we ook meer lokaal zullen kopen, daar waar we als bedrijf actief zijn. Het kan best dat er over een jaar een aantal Haagse stukken in de collectie worden opgenomen. Of werk van Vlaamse kunstenaars, omdat we al ruim 5 jaar in België actief zijn. We gaan onze collectie dus ook internationaliseren.’

Is dat nadenken over nieuwe manieren van energiegebruik jouw kunst?
Jeroen: ‘Ja, misschien wel. Het heeft gezorgd voor een explosie van creativiteit binnen het bedrijf. Als je kijkt naar de mensen die wij in dienst hebben, die denken, ontwikkelen, dat is onvergelijkbaar met vijf jaar geleden. Niets is meer standaard. Hoe zorg ik ervoor dat onze klanten zoveel mogelijk hun eigen energievraagstuk oplossen, dat is een totaal andere benadering dan voorheen gebruikelijk was. De energiebusiness is groot geworden door overal hetzelfde te doen. Je zet ergens een grote centrale neer, de klant hou je dom en gaat gewoon op het net, stekker erin en klaar. Wij laten zien dat het ook anders kan.’

Dit interview maakt deel uit van de serie ‘Pr in de Kunst’ voor de website van Scoope-Arts.