Goede doelen man tegen wil en dank


Fotografie: Karin Oppelland


Fotografie: Karin Oppelland


Sander de Kramer over de Sunday Foundation en een heel klein beetje over zichzelf.

Hulpverlenen in Sierra Leone, het lijkt een gebed zonder einde. Tot drie maal toe riep de VN het land uit tot de slechtste plek op aarde. Toch is het mogelijk. De Sunday Foundation, een organisatie steunend op uitsluitend vrijwilligers, zorgt ervoor dat weeskinderen weer naar school gaan, hele communities kunnen eten en blinden een matras hebben om op te slapen. ‘Je moet het een beetje zakelijk aanpakken,’ zegt initiatiefnemer Sander de Kramer. ‘Die mensen moeten zichzelf leren helpen.’

Joritz Lutz zei dat hij voor jou achterste voren naar Sierra Leone zou lopen. Waarom hebben mensen je zo hoog zitten?
“Ik denk dat ze wel een oprechte woede voelen bij mij. We zijn dit gaan doen omdat niemand anders dit deed en mensen weten dat ik geen gebakken lucht verkoop. Als jij hier tegenover Nol Geitenwol met een kopje kamillethee had gezeten dan zou je denken, wat voor goede ideeën die man ook heeft, het gaat geen zoden aan de dijk zetten. Je moet sowieso wel een beetje zakelijk instinct hebben om niet belazerd te worden in zo’n project.”

Hoe ben je in Sierra Leone terecht gekomen?
“Ik ging erheen om een verslag te maken over de slechtste plek op aarde. De diamantstreek, de brandhaard van de elfjarige burgeroorlog, is de plek waar de rebellen zijn binnengekomen. Ze trokken van huis naar huis. Ouders werden vermoord, kinderen vanaf 5 jaar meegenomen. Daar maakten ze kindsoldaten van. Baby’s lieten achter in de brandende huizen. Sommigen van hen hebben dat overleefd. Deze kinderen moeten nu van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat naar diamanten graven om te kunnen eten. Als je dat ziet gaat er in je hoofd gewoon humanitaire knop om. Een stem die zegt, dit is absurd. Hier moet iets aan gedaan worden.”

Je was boos.
“Ja, vooral omdat iedereen het wist en niemand iets deed. Kom je uit die mijn lopen en dan zie je de VN rijden. Met een peukje in de mond 8.000 euro per maand verdienen, terwijl die kinderen nog geen dubbeltje per dag te besteden hebben. Veel van die organisaties denken, aan die diamanthandel branden we onze vingers niet, want dat zou wel eens een kogel kunnen opleveren. Krankzinnig. Ik kon er niet van slapen toen ik terug kwam. Dat was het begin van de Sunday Foundation.”

Wat doen jullie daar?
“In zo’n land moet je een structuur neerzetten waar mensen echt mee vooruit kunnen. Ik geloof alleen nog in kleinschalige projecten waarin iedereen elkaar kent. De Sunday Foundation heeft twee communities geadopteerd. Wij geven mensen de mogelijkheid om zichzelf te helpen. We brengen de weeskinderen onder in locale gezinnen, die wij ondersteunen. Is daar een school, wij betalen een local om les te geven of we leiden hem op. Wij helpen mensen bij het aanleggen van een rijstplantage, zij moeten er na de oogst voor zorgen dat er meer rijstvelden komen. Dat werkt. We hebben er 30.000 euro microkrediet in gestopt en alles is terugbetaald. Je moet het slim aanpakken. We blijven daar niet eeuwig. Het is allemaal vrijwilligerswerk wat we doen. Dat zeggen we ook tegen ze. Nog een jaar of drie, misschien langer, maar we gaan een keer weg.”

Dus geen hoge lonen bij de Sunday Foundation?
“Nee, dan krijg je scheve verhoudingen. Ik ben onderdeel van de community. Ik woon daar in een lemen hut. De cobra’s komen door het dak heen. Als je je netje goed spant, is er niks aan de hand. De Afrikanen leven by chance, dus dat moet ik ook. Ik kan moeilijk in een hotel gaan zitten. Van dat geld kunnen 40 kinderen een week eten en dat weten die mensen. Onze vaste kosten liggen rond de 3.500 euro per maand. Dat zijn de kosten voor 1 witte dokter. Zo simpel is het. Het enige wat ik weleens doe is logeren bij de voormalige vicepresident, op zijn verzoek. Hij is de man die voor de vrede heeft getekend met samen met Kabba, de toenmalige president, waardoor de oorlog is beëindigd. Als ik met hem geïdentificeerd word, maakt dat de boel een stuk veiliger voor me. Denk ik.”


Verder lezen…


Ben jij bang dat je wat overkomt?
“Ik ben weleens opgepakt en moest een keer rennen voor mijn leven, maar ik blijf altijd de wat naïeve westerling. Zo van, de kinderen gaan naar school, die andere mensen zitten in het microkrediet project,  iedereen blij. En dan loop ik weer weg. Ik ga niet vragen wie niet blij is.”

Jullie krijgen support uit vele hoeken. Hoe krijg je dat voor elkaar?
“Door ook wat terug te doen. Als een school hier een actie doet voor the Sunday Foundation, regelen wij dat er een voetballer van ‘t Nederlands Elftal langskomt om een middag balletje te trappen. Hoewel ik zaken en goede doelen een eind uit elkaar vind liggen, denk ik wel dat wij op een zakelijke manier nadenken over die dingen. Dat spreekt aan. We hebben in ons bestuur de directeur van een groot energiebedrijf. Leuke gozer. Hij wil nooit op de voorgrond treden, maar hij denkt graag mee. ‘Hey Kramer,’ roept ‘ie dan, ‘we gaan wat doen!’ Na een avond brainstormen hebben we energiepakketten voor Sierra Leone. Daar kan een ziekenhuis op draaien bijvoorbeeld. Hup 18.000 euro. Vervolgens ga ik een beetje zitten rekenen en blijkt dat ik er maar 12.000 euro voor nodig heb. Die 6.000 mocht ‘ie houden. Daar maak je echt vrienden mee.”

Waarom vinden mensen het leuk om goede dingen te doen?
“De utilitarist zegt, alles wat iemand doet, doet ‘ie altijd een beetje voor zichzelf. Met de kerst zijn mensen ook eerder geneigd een extraatje te geven aan de daklozen, want dan zitten ze gewoon lekkerder aan het kerstdiner.

Goede doelen man zijn geeft jou natuurlijk ook een bepaald imago.
“Het is écht niet mijn streven om de grote goede doelen man te zijn. Ik heb ook nog mijn werk. Ik ben journalist, schrijf boeken en maak wel eens een programmaatje, een documentaire soms. Niet alles wat ik doe is geëngageerd, het is ook wel eens gewoon leuk. Die goede doelen doe ik er graag bij, maar het is zwaar. Je moet eens weten wat ik voor ellende in mijn mail krijg. Zeldzaam.”

Mails van mensen die denken dat jij ze wel kunt helpen?
“Ja. Van BN-ers met geslachtsziektes tot mensen die hun kind terug willen. Noodkreten. Ik moet me af en toe echt afsluiten. Wat ik gezien heb in Sierra Leone is niet misselijk. Laatst ging ik erheen met een sponsor. Een snelle, gevierde jongen. Van deur tot deur is het 38 uur reizen. We dachten alleen nog maar aan ons bed. Komen we daar aan, blijkt dat een van onze kinderen door een zwarte cobra in zijn been is gebeten. We zijn gelijk in de auto gesprongen. Naar Artsen zonder Grenzen. Het landschap was een grote Leerdammer kaas door het slechte weer en het werd donker. Die sponsor alleen maar praten tegen dat ventje op de achterbank, om hem wakker te houden. Zijn ogen rolden weg, hij begon te schuimbekken, het vel van zijn been knapte. Een grote pus etter bende. Ik rijden in die oude bak, tussen de gaten door. Na twee uur komen we aan. Ventje gelijk drie spuiten. Wij vroegen wat zijn kansen waren. ‘Small, small,’ zei de dokter.”

Maar dat jochie heeft het overleefd.
“Ja, gelukkig wel. Kijk, op zo’n moment leef je in een roes en die sponsor is sponsor voor het leven, dat begrijp je. Die heeft een kind gered. Maar als je thuiskomt, moet je wel je column tikken en krijg je tante Til aan de telefoon, want die heeft haar kind al een week niet gezien. In die twaalf dagen dat je weg bent geweest krijg je vier e-mails van een instantie die wil dat je ergens een praatje komt houden. In het eerste mailtje is het zou je willen, het tweede mailtje is al dwingender, het derde mailtje gaat van hallo we krijgen geen reactie. In het vierde e-mailtje melden ze dat ze meer hoffelijkheid verwachten van iemand die van zo’n goed doel is en wensen me veel succes verder. Echt een kutmailtje. Mensen hebben geen idee. Dat goede doelen imago kan ook tegen je werken.”

Hoe kan je dat allemaal een plek geven?
“Nou, door af en toe totaal aan de waterpijp te gaan en dronken de stad in te lopen. Is dat gek? Ja hè? Laat ik het zo zeggen, je zoekt je uitlaatkleppen. Je moet het zo zien, er zit waanzinnig veel tijd en energie in dit project en het wordt nog eens mijn dood, maar je bent er geschikt voor. Als jij pindakaasdopjes staat te draaien bij Calvé de hele dag, kan je niet alles laten vallen en drie weken naar Sierra Leone gaan om even wat te doen. Je kan niet zomaar je baan opzeggen als je je hypotheek moet betalen en je kinderen te eten moet geven. Mensen zitten vaak vast. Ik ben journalist, ik kan redelijk een boodschap overbrengen, ik weet wanneer ik mijn moment moet pakken om te laten zien wat daar gebeurt in de jungle. Ik wilde wat doen voor die kids, maar vond het bijna net zo belangrijk om te laten zien dat de internationale wereld de andere kant opkijkt. Want we weten allemaal waar die diamanten heen gaan.”

Gepubliceerd in VICEVENUS Postazine.

Regisseur van het spel


Fotografie: Muriel Mager


Fotografie: Muriel Mager


Joep van Lieshout,  Nederlands succesvolste en meest gepubliceerde kunstenaar, geeft zijn PR tips.

Hij scoort hoge punten in alle ratings op gebied van de Beeldende Kunst. Of ze nu uitgaan van het aantal publicaties in tijdschriften en tentoonstellingen per jaar, of van de hoogte van veilingprijzen, Atelier Van Lieshout eindigt bovenaan, met als gevolg dat hij wordt gerekend tot een van de meest succesvolle kunstenaars van Nederland. Hoe JVL het doet? Zonder strategie, maar met naar eigen zeggen simpel inzicht in ‘the way things work.’

Wat is je succesformule?
“Je moet gewoon goed werk maken. Ik denk dat de aard van mijn werk, het thema, de schaal en de frequentie, aanleiding geeft om er over te willen schrijven. En omdat ik niet alleen op kunst, maar ook op design- en architectuurgebied actief ben. Maar we hebben er geen strategie voor. Meer dan de telefoon opnemen als ‘ie rinkelt doen we niet.”

Dus geen PR machine?
“Nee, we zijn hele luie PR figuren. Af en toe sturen we een uitnodigingskaart voor een tentoonstelling. Vroeger stuurden we 4 keer per jaar een nieuwsbrief, nu alleen als we iets te zeggen hebben. Een kunstenaar die aan public relations gaat doen, daar zit een beetje een vies smaakje aan. Helemaal niks is niet goed. Dan blijf je onzichtbaar. Teveel, dan word je een soort bedrijf en een kunstenaar is toch altijd heel individueel.”

Waarom maak jij je werk?
“Omdat ik dat lekker vind. Omdat mijn gevoel, mijn intuïtie, mijn instincten, mijn obsessies me daartoe aanzetten.”

Is het lichaam een obsessie van je?
“Het is daar waarin je woont, het is datgene wat je echt zelf bent, het grote mysterie van het leven. Dat intrigeert mij. Het past in een onderdeel van mijn werk. Het lichaam is heel individueel. Andere dingen zoals AVL-Ville, of SlaveCity zijn juist verwoven met de maatschappij.”

Je onderzoekt de beweging tussen het individu en het collectief?
‘Tegenstellingen vind ik beter dan bewegingen.’

Ben je geïnspireerd door systemen?
‘Ja, in allerlei soorten systemen. Daarom maak ik zo iets als SlaveCity, wat afspiegelingen, parallellen, seismografen zijn van onze maatschappij. Maar ook andere systemen interesseren me, meer persoonlijke, zoals een ruimte met een functie, of een obsessieontwerp. Het lichaam is ook een systeem. Systemen zijn goede en slechte dingen. Een systeem, een rationaliteit, heeft ons ontheven van de dieren, ervoor voor gezorgd dat wij hier aan tafel zitten en over kunst praten. Door onze rationele vermogens zijn we gekomen waar we nu zijn. Het gevaar is over regulatie. Systemen die zo ideologisch zijn, dat ze onderdrukkend worden. Maar dat heeft allemaal niks met PR te maken.

Maar wel met je werk. Dat is volgens jou de reden waarom je aandacht krijgt, dus wil ik daar meer over weten. Is dat goed?
“Jawel, maar je springt van de hak op de tak. Ik had een ander soort interview verwacht.”

Wat had je verwacht dan?
(Lacht en haalt koude koffie) “Volgens mij kwam je voor de zielige kunstenaars. Nee, dat wil ik zo niet zeggen. Ik had begrepen dat het voor een blad was wat kunstenaars helpt bij het opzetten van een bedrijf, over public relations. Dat je tips van me wilde hebben.”

Nee, ik ben niet van een blad voor zielige kunstenaars, maar wel benieuwd naar je tips.
“Nou, zoals ik al zei, moet je allereerst zorgen dat je goed werk maakt en jezelf daarbij niet beschermen. Als ergens in je hoofd een stemmetje zit dat zegt dat het beter kan, moet je daar naar luisteren. Vervolgens moet je een gestage productie hebben van goeie kunstwerken, meer dan 1 beeld per jaar. Die moeten ook nog een soort groep vormen, een verhaal vertellen. Of juist niet, als er maar iets mee gebeurt. En je moet op de juiste tijd en plaats zijn. Als je een paar jaar te vroeg bent met je werk pis je naast het potje, als je een paar jaar te laat bent ook. Je hebt een goede foto, of een beschrijving van je werk nodig die je direct kunt opsturen of meegeven als iemand erom vraagt. Je kunt je Pr ook door een galerie laten opknappen. Een prima keuze. Ik heb daar niet voor gekozen, omdat ik niet afhankelijk wil zijn. Als ik het zelf doe, doe ik het beter, denk ik vaak.”

Best moeilijk om te bepalen of je werk op de goede plek en tijd is, of het relevant is.
“Ja. Maar dat moet je je afvragen. Als je het dan toch wil maken moet je dat zeker doen. Kunst heeft wel met marketing te maken, het zijn dezelfde systemen, maar je kunt de marketing niet de kunst laten bepalen. Dat wordt nooit goed. Kunst is een persoonlijk product. Als kunstenaar moet je dicht bij je bron blijven.”


Verder lezen…


Wat vind je ervan dat kunst voor miljoenen euro’s wordt verkocht op de veilingen?
“Prima. Ik heb niks tegen commercie, of tegen geld, of tegen public relations. Maar als de prijs door veilingen zo hoog wordt, dat je niks meer verkoopt, of alleen maar aan oligarchen en niet aan musea, dat is niet goed. Of als je daardoor wordt belemmerd in je artistieke vrijheid. Maar op zich heb ik liever dat mensen veel, dan weinig geld voor mijn werk betalen.

Prijzen worden soms ook kunstmatig hoog gehouden door galeries, zoals bleek bij de veiling die Damien Hirst voor zichzelf had georganiseerd. Zo wordt kunst een economisch product waarmee je kunt speculeren.
“Dat is ook zo en ik zal de laatste zijn die dat wil, maar ik vind dat Damien Hirst het goed doet. Hij is de bekendste kunstenaar ter wereld, ook onder leken. Hij maakt nog steeds goed werk en hij is er ongelooflijk rijk mee geworden. Hij zegt tegen galeries ‘wil jij mij vertegenwoordigen? Dan krijg je 10% provisie.’ Of bijna niks meer. Hij bespeelt de markt en beïnvloedt de kunstwereld.”

Hoe denk je dat jij over honderd jaar in de boeken staat?
“Dat is moeilijk te zeggen, misschien ben ik wel helemaal vergeten.”

Zou je dat erg vinden?
“Ja, ik zou over 100 jaar liever bekend staan als kunstenaar van het Fin de Siècle van de 21e eeuw. Maar je weet het niet. Er zijn succesvolle, negentiende-eeuwse kunstenaars geweest die nu totaal vergeten zijn. Het enige wat je daar nog van ziet zijn een paar bronzen beelden ergens in Parijs, waar niemand iets om geeft.”

Ben je bang voor vergankelijkheid?
“Ik ben nergens bang voor, maar als je mij vraagt of ik in de toekomst als een mijlpaal in de kunstgeschiedenis wil staan of vergeten wil worden, dan kies ik voor de mijlpaal.”

Herinnerd willen worden kan een drijfveer zijn.
“Natuurlijk is het een drijfveer. Daarom zeg ik, probeer zo goed mogelijk werk te maken.”

Hoe kijk je naar de dood?
“Dat is toch wel het enige waar je echt rekening mee moet houden in je leven. Ik ga ook een keer dood. Maar ik wil nog even terug komen op waar we het net over hadden, die tips. Je moet je nooit afhankelijk maken van een galerie, een journalist, een curator of wat dan ook. Strategisch gezien is het beter als je meerdere mogelijkheden hebt. Zo houd je de regie over het spel. Als iemand je een tentoonstelling heeft aangeboden, maar het is nog niet helemaal zeker, laat je dat ‘niet helemaal zeker’ gewoon even weg in gesprek met een andere partij. Dan denkt die ‘oh nou, dan wil ik hem ook wel.’ Je teveel op een mogelijkheid fixeren houdt andere mogelijkheden tegen.”

Niet iedere kunstenaar heeft strategisch inzicht.
“Nou, iedere lul de behanger kan denken zoals ik denk.”

Jij denkt als een ondernemer.
“Nee, ik denk als een kruidenier. Ik zat gisteren in het vliegtuig met 38 veehandelaren uit Twente die op excursie waren geweest naar Zuid Tirol. Ik sprak met ze, over hoe je handelt, of wanneer je succesvol bent als handelaar. Het zijn zulke simpele waarheden, daar heb je geen managementboek voor nodig.”

Het maakt wel uit of je afhankelijk bent van je handel qua inkomen.
“Als je afhankelijk bent van je inkomen, ga je beter handelen. Ik ben niet tegen subsidiesystemen, toen ik jonger was heb ik daar ook profijt van gehad, maar het moet nooit zo zijn dat je daardoor de boer niet meer ophoeft. Als je een veehandelaar drieduizend euro per maand geeft gaat hij niet zo hard achter zijn varkens aanlopen. Je moet de lat hoog leggen. Wel net zo hoog dat je er nog overheen kan. En je moet altijd een beetje bluffen.”

Doe jij dat ook, opscheppen?
“Ja. Je moet je eigen werk aan kunnen prijzen, anders gaat niemand het tentoonstellen. Je mag als kunstenaar vertwijfeld zijn, maar dat moet je voor je houden. Als je niet in jezelf gelooft, wie dan wel? Of je moet het als selling point zien, dat je de waanzinnig romantische kunstenaar bent.”

Maak je dan geen karikatuur van jezelf?
“Nee. Je moet een balans vinden tussen je werk en hoe je dat aan de man brengt. Iemand die hele gevoelige tekeningetjes maakt, maar in een gesprek foto’s en visitekaartjes uit zijn zak trekt en zegt ‘hé, drinken we er nog een’, komt niet geloofwaardig over. Die moet verlegen zijn, bij wijze van spreken wegkijken als iemand tegen hem praat. Van mij wordt juist wel verwacht dat ik mijn portfolio laat zien en er een fles champagne bij bestel. Je handelingen moeten kloppen bij het werk dat je maakt. Als je dat niet kan pak je het verkeerd aan, of maak je niet de juiste kunst.”

Gepubliceerd op de website van Scoope Agency, in een serie over PR in de Kunst.

Het emotionele investeren


Fotografie: Rogier Maaskant


Fotografie: Rogier Maaskant


Hoofd ING Art Management Annabelle Birnie over de do’s en dont’s van marketing in de kunst.

Is marketing belangrijk in de kunst? Afgaand op haar CV zou zij het moeten weten: Annabelle Birnie werkte voor verschillende internationale galeries en instellingen in Europa, waaronder Sotheby’s en Christie’s. Sinds 2004 is ze als Hoofd ING Art Management verantwoordelijk voor het aankoop- en distributie beleid van de ING Collectie wereldwijd, relatie beheer en onderhoud door middel van de ING Collectie en het culturele imago van ING Groep.

Een gesprek in het spectaculaire hoofdkantoor van ING aan de Amsterdamse Zuidas.

De collectie van ING omvat wereldwijd 25.000 kunstwerken, waaronder vele kostbare topstukken. Is kunst een marketingtool voor de ING?
Wij profileren ons niet als instituut dat de ontwikkelingen van de dag laat zien, zoals musea voor actuele kunst dat doen. De ING is in de jaren ’70 kunst gaan verzamelen om de eigen gebouwen te decoreren en om iets terug te doen naar de maatschappij waarin we ons geld verdienen, door het ondersteunen van een groep die grotendeels afhankelijk is van inkomsten uit de privaat particuliere sector, door sponsoring en met de goede doelen. Daar kan je alleen marketing mee doen naar klanten die er interesse in hebben. Wel bieden we mensen die bij ons bankieren de service van ING Art Management. Als ze kunst willen verzamelen, iets willen weten over hun verzameling, willen praten over verzekering of taxatie, of over het juridisch of structureel onderbrengen van zo’n collectie, dan kunnen zij ons daarbij inschakelen.

Een prettig werkklimaat creëren is belangrijk voor ING. Kan dat met kunst?
Kunst is er een onderdeel van. Het beïnvloedt je stemming. Wij hebben een sociale collectie. Iedereen mag een kunstwerk op zijn werkplek hebben en kan die zelf uitzoeken. Maar een prettig werkklimaat betekent ook dat je een ARBO goedgekeurd bureau hebt en dat je ruimte krijgt om jezelf te ontwikkelen, door cursussen te volgen, of te gaan fitnessen. Er zijn ook mensen die geen kunstwerk willen, maar 20 planten. Prima.

Je zegt met het investeren in kunst te investeren in de maatschappij. In de beeldende kunst lijkt het de afgelopen jaren toch vooral te draaien om de kunstenaar. Klopt die redenering dan wel?
Kunst schenkt je een andere blik op de werkelijkheid en komt hoe dan ook voort uit een deel van de mensen die samen een maatschappij vormen. De periode waarin de kunstenaar centraal stond, zoals bij Damien Hirst en Jeff Koons, zijn we inmiddels voorbij. De focus ligt weer op de inhoud van het werk, niet op het verhaal er omheen. Dat wil niet zeggen dat het niet meer belangrijk is dat je goed communiceert en je marketing doet als kunstenaar. Als ik niet weet dat een kunstwerk bestaat, zou ik het nooit voor de ING kunnen kopen.

Hoe oriënteer jij je op de markt?
Het gaat bijna vanzelf, althans voor mij. We verzamelen al 35 jaar hedendaagse kunst met de nadruk op figuratie, liefst van jonge kunstenaars. Die markt meldt zich dus bij ons aan. Daarnaast heb je je eigen oriëntatiewegen. Hoe ik informatie tot mij krijg maakt me niet uit, of het nou mailen, bellen, via tentoonstellingen, beurzen of via de buurvrouw is. Het doel is de collectie. Als jij mij werk van een vriendin wil laten zien dat binnen ons verzamelbeleid valt, ben ik dolblij.

Kun je de marktwaarde van je kunst beïnvloeden door marketing?
Op korte termijn wel. Maar als kunstenaars die zich bij leven goed wisten te promoten komen te overlijden en niemand die promotie daarna overneemt, of als de promotie door anderen niet wordt geaccepteerd, zie je vaak dat de kunstwerken overgeleverd worden aan de andere criteria die gelden voor prijsbepaling, zoals originaliteit, kwaliteit, prijs-kwaliteitverhouding, stroming. Dan kan die waarde wijzigen en zal moeten blijken of het werk zich bewijst door de tijd heen, of het houdbaar is.


Verder lezen…


Volgens Stichting Kunstweek was jij in 2008 een van de 10 meest invloedrijke personen in de kunst. Betere PR kun je niet gebruiken, of wel?
Met persoonlijke PR of positionering houd ik me niet bezig. Ik doe de dingen waarbij ik mijn kennis en ervaring zo goed mogelijk kan toepassen en ik werk er hard voor. Ik heb kunstbeleid en management gestudeerd met kunstgeschiedenis en economie, ik ben gecertificeerd taxateur en heb op beurzen en in galeries gewerkt. Ik denk dat je die kunstkant en de commerciële kant in een bank heel goed kunt benutten. Ik ken zelfs geen betere plek voor mij om te werken dan hier, bij ING.

Wat is je uitgangspunt als je mensen adviseert bij het kopen van kunst?
Ik adviseer altijd binnen je smaak, die zal ik dus eerst proberen te achterhalen. Naar aanleiding daarvan zoek ik naar andere kunstenaars wiens werk jij ook mooi zal vinden, en attendeer ik je op tentoonstellingen en beurzen. Vervolgens selecteren we 10 kunstenaars die je echt goed vindt. Dan gaan we kijken naar de andere criteria, zoals de prijs kwaliteit verhouding van de werken. Als de prijs goed is en het is origineel, maar slecht geschilderd, valt het af. Als het origineel is, maar te hoog geprijsd, valt het af.

Want teveel geld betalen voor kunstwerken trekt de markt scheef.
Ja, dan zie je dat met een verandering in de economie de markt direct inzakt, zoals nu is gebeurd bij de hedendaagse kunst. Als je geld verliest omdat je louter koopt op marketinggronden, vind ik dat niet zo erg. Maar soms heb ik bij het adviseren te maken met mensen die de prijs kwaliteit verhouding gewoon minder belangrijk vinden. Daar kunnen we over discussiëren. Als ik een schilderij taxeer op 25.000 euro en na onderhandeling met de verkoper komen we uit op 32.000, zou ik het niet kopen. Ik kan echter niet voor jou besluiten of jij jezelf dat cadeautje wil geven.

Wat doe je als iemand je vraagt kunst te kopen waarmee winst te behalen valt?
Kunst is geen financiële, maar een emotionele investering. Die persoon help ik dus niet. Niet alleen vanuit sociaal oogpunt. Als jij mij vraagt om jouw 5 miljoen te investeren in werken, waarvan je in de huidige economie kunt verwachten dat de prijzen zullen stijgen en ze stijgen niet, dan heb ik dat jou geadviseerd. Ik wil dat zakelijke risico niet lopen.

Kunst is voor jou dus nooit een commercieel product.
Nee, maar je hebt natuurlijk genoeg mensen die jachttafereeltjes schilderen, omdat dat lekker loopt. Dat geeft niet. Je kan ook iets heel leuks commercieels aan de muur hangen. Maar dat noem ik geen kunst en daar ga ik als taxateur niet meer voor in de auto zitten. Heeft iemand 7.000 euro voor een werk betaald en dan mag ik hem of haar vertellen dat het 300 waard is. Zit je die persoon nog te beledigen ook. Daar zit niemand op te wachten, weet ik uit ervaring.

Wat betekent het instorten van de markt voor de kunstenaar?
De crisis beïnvloedt de waarde van kunstwerken van gerenommeerde kunstenaars niet, maar zal de markt voor het experiment, de werken waarvan niet zeker is wat er met de prijs gaat gebeuren, wel op een lager pitje zetten. Volgens de cijfers verkoopt de kunstenaar 30 procent van zijn werk aan instellingen en bedrijven en voor 70 procent aan anderen, waaronder particulieren. Bedrijven kopen nu minder en particulieren die experimenteerden, doen dat minder tot niet meer. Dat betekent dat een kunstenaar een groot deel van zijn inkomsten kan verliezen en dus andere manieren moet vinden om in inkomsten te voorzien.

Door meer in opdracht te werken bijvoorbeeld? Toch een beetje commercieel.
Nou ja, we moeten allemaal weleens wat anders doen om de rekeningen te betalen. Zo heb ik ooit een jaar relatiegeschenken verkocht. De crisis is niet eeuwig. Het is ook een tijd dat het kaf weer van het koren wordt gescheiden. De verzamelaars die het echt om inhoud gaat blijven wel het experiment kopen. Die houden van kunst.

Dit interview werd in 2009 gepubliceerd op de website van Scoope Agency