Freek Schell over zijn familiebedrijf, de grootste multiculturele slagerij van Nederland.
Sinds de oprichting in 1796 produceert de familie Schell slagerszonen genaamd Freek, die het familiebedrijf met grote kundigheid runnen. Freek junior, de achtste in rij, nam Slagerij Schell over toen zijn vader met pensioen ging, maar wilde het wel op zijn eigen manier doen. Hij brak met de Hollandse slagerstradities en maakte er de grootste multiculturele slagerij van Nederland van. Hectisch, druk en oergezellig.
Voor ieder wat wils heb jij heel letterlijk genomen. Waarom?
“Heel simpel, omdat het geld oplevert. Rotterdam heeft meer dan 160 verschillende nationaliteiten. Kaapverdianen, Antillianen, Surinamers, Chinezen, Turken, Portugezen, Italianen, Spanjaarden, Polen, noem maar op. Die mensen kwamen in de loop der jaren in deze wijk wonen. Ze hebben een eigen cultuur, eten anders, dus ze zoeken andere producten. Die zijn we gaan maken en verkopen. Mijn vader, een echte vakidioot, is er voorzichtig mee begonnen in de jaren ’60, met de komst van de Argentijnen. Voor hen haalde hij T-bone steaks in huis. Toen ik de zaak overnam, ben ik helemaal voor de multiculturele inslag gegaan.”
Vonden andere slagers dat niet raar?
“Heel raar! Ze begrepen er niks van. Pootjes en staartjes, alles in stukjes hakken. Hollandse slagers waren gewend om alles netjes uit te benen, mooie filetlapjes te snijden. Maar van onze klandizie is 90% allochtoon. Die kopen geen slavinken. Ons vlees is niet gestileerd, gekruid, gemarineerd, of voor gegaard. We hebben het wel geprobeerd, maar klanten willen het niet. ‘Dat kunnen we zelf veel beter,’ zeggen ze dan. En daar hebben ze waarschijnlijk gelijk in.”
Die culturen staan niet alleen voor, maar ook achter de toonbank.
“Klopt. Om onze klanten tegemoet te komen. Zo wordt een Surinaamse man bijvoorbeeld door een Surinaamse vrouw geholpen. Zij kan hem in zijn eigen taal te woord staan, ze weet alles over de manier van koken en adviseert over de ingrediënten die nodig zijn voor bepaalde recepten. Dat schept vertrouwen. En als je de lekkerste producten hebt, die nergens anders te krijgen zijn, zoals de speciale Kaapverdiaanse worstjes gemaakt door onze Portugese slager, blijven klanten terugkomen. En ze bevelen je aan. Dat is het grootste compliment. Voor onze Antilliaanse hammen komen ze van heinde en verre. Uit Groningen, Arnhem, Brabant. Wij zetten geen advertenties, dus ze moeten het ergens anders gehoord hebben.”
Hoe kom je aan je personeel?
“Meestal zoeken we gericht, dan gaat het via via. Want bij het arbeidsbureau kan je niet vragen om een Chinees meisje dat ook Chinees spreekt. Dat wordt gezien als discriminatie.