Verandercommunicatie specialisten Monica Botter en Désirée Valten over hun samenwerking en de campagne voor Pauluskerk Vluchtelingenwerk.
De vriendschap tussen Monica Botter (49) en Désirée Valten (50) ontstond begin jaren ‘90. Sindsdien werken zij vaak samen in complexe verandertrajecten, voor grote opdrachtgevers als het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en de Politie Rotterdam-Rijnmond. Communicatie is hun ‘veranderinstrument’. Ze veranderen door te verbinden. Directe aanleiding voor dit stuk is een project dat zij pro deo doen voor de Pauluskerk, om de maar liefst 20.000 vluchtelingen die in onze stad leven te helpen aan een menswaardiger bestaan. De vluchtelingen zijn nu volledig op zichzelf aangewezen voor basisbehoeften als onderdak en voedsel. En op Rotterdammers die hen willen helpen. Mensen zoals Désirée en Monica. En mensen uit hun netwerk.
Zoveel mensen zonder onderdak of eten in Rotterdam. Hoe kan dat?
Désirée: “Dat heeft te maken met landelijke wetgeving. En dat de gemeente Rotterdam zich hier strikt aan houdt. In Utrecht bijvoorbeeld geeft de gemeente wel geld aan een organisatie zodat die voor Bed Bad en Brood voor Utrechtse vluchtelingen kan zorgen.” Monica: “Rotterdam heeft de meeste vluchtelingen van Nederland. Dat komt waarschijnlijk door de haven en de mogelijkheid om daar zwart te werken. Je kunt je trouwens wel voorstellen wat voor werk vluchtelingen daar doen… Met de recessie is er minder zwart werk en ook het aantal fondsen waar de Pauluskerk op kon steunen loopt terug. Evenals het aantal donateurs van de kerk.”Désirée: “Weet je trouwens dat vluchtelingen niet terecht kunnen bij het Leger des Heils of de Voedselbank? Ze staan kortom met lege handen op straat en zijn afhankelijk van elkaar. Van de 20.000 redden de meesten zich redelijk. Maar een steeds grotere groep, nu al zo’n 2.000 mensen, lukt het niet. Dit zijn voornamelijk vrouwen met kinderen, jonge en oude mannen. Zij kloppen aan bij de Pauluskerk. Pauluskerk Vluchtelingenwerk kan die toenemende vraag niet aan; er zijn meer vrijwilligers nodig. En geld.”
Hoe kwam de Pauluskerk bij jullie?
Désirée: “Ik kreeg een e-mail van Aad van Nes, oud CEO van de Roteb. Hij was benaderd door dominee Dick Couvée, die op zoek was naar iemand om hem op vrijwillige basis te helpen met het schrijven van een plan voor een subsidieaanvraag bij het Oranje Fonds. Aad had mij al diverse keren uit de brand geholpen op klussen die ik deed over jeugdwerkeloosheid. Ik wilde nu graag iets terug doen. Ik sprak met de dominee en beloofde hem dat het plan er zou komen, met inzet van mijn netwerk. Want zoiets kan je niet alleen. Tijdens de startbijeenkomst met een man of twintig kwamen er veel goede ideeën. Op basis daarvan hebben wij een opzet geschreven die is rond gemaild voor feedback, tot het plan klaar was. Daarop heeft Pauluskerk Vluchtelingenwerk geld gekregen.” Monica: “Best bijzonder, want de beschermheer en -dame van het Oranje Fonds zijn van Koninklijke huize; Prins Willem Alexander en Prinses Maxima. Zij hebben niets te maken met de subsidieaanvraag en doen geen politieke statements, maar toch lijkt het alsof zij geld geven aan ‘illegale mensen’. Dat helpt in de beeldvorming. En dat heeft iets pikants. En dat is dan weer typisch Pauluskerk-DNA.” Désirée: “Een belangrijke reden voor toewijzing was het feit dat er al zoveel mensen om niet betrokken waren. Het moeten er nog veel meer worden. Dus ik doe hierbij graag een oproep om Pauluskerk Vluchtelingenwerk ten minste te liken op Facebook. Zaterdag 27 oktober start de Bed Bad Brood-campagne in de binnenstad van Rotterdam.”
Waarom zijn mensen bereid zich vrijwillig in te zetten?
Désirée: “In eerste instantie omdat ik het ze vraag. Heus niet iedereen loopt direct over van enthousiasme. Maar het gaat om 20.000 mensen in hun eigen stad. Dat raakt. Het komt heel dichtbij. Er ontstaat betrokkenheid, bij de een meer dan bij de ander. Er is een harde kern. Naast Mo en mij bestaat het campagneteam uit Marlyn van Erp, Steffart Buijs, Gerben van Santen en natuurlijk de dominee.”Monica: “Natuurlijk moeten we er aan trekken. Maar wij zijn echte drammers als we iets belangrijk vinden. Hoezo kan niet? Bestaat niet! Ik werf overal zieltjes; zelfs op het schoolplein.” Désirée: “Ik heb ooit als advies gekregen: ‘Gewoon doorgaan… Je creëert je eigen fanclub.’ Door te blijven doen waar je in gelooft, trek je mensen aan die ook meer willen. Die ook niet voor het gemiddelde gaan, die er ook toe willen doen. En ja, er haken ook mensen af.”
Jullie zijn drukbezette vrouwen. Dit project neemt veel tijd in beslag. Wat is de drijfveer?
Désirée: “Ik heb niks met een kerk, maar ik vind dat we mensen goed moeten behandelen. Weet je dat Nederland is aangesproken door organisaties als Amnesty International? Te erg! Als ik hier iets aan kan doen door mijn talenten in te zetten, samen met anderen, dan kan ik het niet over mijn hart verkrijgen om niets te doen. De een wordt gedreven vanuit religie, de ander vanuit mensbeeld. En eerlijk is eerlijk: het geeft een kick om een beweging in gang te zetten en houden. Met elkaar het verschil te maken.” Monica: “Het is een hele verantwoordelijkheid. We hebben uiteraard kennisgemaakt met de vluchtelingen. Laatst werd ik door een van hen in de kerk aangeklampt: ‘Mevrouw Monica, mevrouw Monica, hoe gaat het nou?’ Ze willen zo graag dat hun verhaal verteld wordt. Je hoort de vreselijkste dingen. Is een vrouw net bevallen, komt er een man die cadeautjes meeneemt voor de andere kindjes en die wil er wat voor terug. Is ze weer zwanger.” Désirée: “En ze heeft al niks. Is ze zo kwetsbaar en dan wordt ze eigenlijk gewoon gebruikt… Vreselijk!” Monica: “Er was ook een vluchteling boos op ons, op Nederland. Dat kan ik dan eigenlijk niet hebben. Ja hé!” Désirée: “We zijn geen hulpverleners. Persoonlijk voel ik niet de behoefte om met de vluchtelingen leuke dingen te doen of hen bijvoorbeeld te helpen met taal of zo. En ik zit ook niet te wachten op discussies met Leefbaar Rotterdammers. Ik weet best dat vluchtelingen niet allemaal lieverdjes zijn, maar, zoals de dominee zegt: ‘Maak onderscheid tussen de mens en zijn gedrag.’ Dat is raak. Met andere woorden… Ik leer ook heel veel van dit project. En het is superleuk om met professionals uit je netwerk zo’n project te draaien.”
Wat wil je bereiken met de campagne?
Monica: “Doel van de campagneis geld binnenhalen en vrijwilligers werven, maar nog veel belangrijker, de wijze waarop mensen naar vluchtelingen kijken veranderen. Veel mensen denken: vluchteling is illegaal is crimineel en dat slaat helemaal nergens op. Wij hebben het hier over mensen die geen verblijfspapieren hebben; that’s all. We willen met de campagne dat onjuiste beeld bijstellen. Alleen dan behaal je resultaat op de langere termijn. De dominee legt de lat trouwens nog hoger: barmhartigheid en dat we weer goed samenleven in Rotterdam. De nieuwe Pauluskerk, de Diamant in de volksmond, moet dan ook een echte ontmoetingsplek in en voor de stad worden. Mooi toch? Voorlichting is een belangrijke component van het campagneprogramma, onder andere op scholen. In het team dat hiermee aan de slag gaat zitten ook twee meiden van 16. Is dat leuk of niet?”Désirée: “Kijk, je kunt illegaal verblijven, maar een mens kan niet illegaal zijn. En vluchten doe je niet voor niets. Daar heb je moed voor nodig. Je hebt ook moed nodig om als vluchteling herkenbaar in beeld te komen op de campagne-uitingen, want met een beetje pech wordt je opgepakt en opgesloten in het uitzetcentrum Zestienhoven. Daarom leven veel vluchtelingen als onderduikers. Maar we hebben het voor de campagne wel nodig dat vluchtelingen een gezicht krijgen. Gelukkig hebben we vier mannen bereid gevonden om mee te doen aan de campagne. Ik heb tegen de dominee gezegd dat er echt nog een vrouw bij moet, maar die durven minder, vaak omdat ze kinderen hebben. Dat snap ik wel.”
Zo’n campagne kan best confronterend zijn; is confronteren jullie ding?
Monica: “Inderdaad kunnen wij best confronterend zijn. Ook in ons dagelijks werk. In klussen worden wij meestal ingehuurd voor communicatie, maar wat we doen heeft met ambitie te maken. We stellen dan ook vaak de vraag: ‘Waarom deze keuze, waarom die inhoud?’ Wij creëren waarde en relevantie voor de klant – lees burger, medewerker, enzovoort – waar onze opdrachtgever wat wil bereiken. Vanuit die ander gaan we terug naar wat de opdrachtgever biedt. Soms moet hij zijn aanbod aanpassen. Vaker zijn gedrag. Opdrachtgevers denken vaak: ‘I’m the king.’ Ze willen best luisteren naar hun klanten en ze het gevoel geven dat ze serieus worden genomen, maar dat is onvoldoende. Ze moeten hun klanten écht serieus nemen, punt. Veel opdrachtgevers waarderen onze scherpte, sommigen hebben er nooit aan kunnen wennen. Het is een controversiële aanpak.” Désirée: “Onze grootste kracht is onze radar voor kansen en onze verbindingskracht. Er is altijd veel meer mogelijk dan waar opdrachtgevers zelf op mikken. Zo van: ‘Las ik laatst niet dit en dat, zou het niet slim zijn om die en die te betrekken, of als je door redeneert, zouden we eigenlijk zus en zo moeten doen.’ We bieden perspectief, dat wat er nodig is om van een complexe opdracht een succes te maken.”
Een gouden duo. Hoe ken je elkaar?
Monica: “De vriendschapsbasis is gelegd begin jaren ‘90, bij een reclamebureau waar ik accountmanager was. Dees deed daar strategie en onderzoek. Onze samenwerking was leuk en goed, maar ik kon er niet aarden, dus ik was al snel weg. Ik stapte over op consultancy en ben in 1993 met een partner Gelukkig aan de Maas begonnen, een organisatieadviesbureau voor cultuurverandering. We zagen dat er een markt was voor communicatie bij veranderingsprocessen. ‘Moet jij dat niet doen? Ga voor jezelf werken,’ zei ik tegen Dees.” Désirée: ‘Ik werkte als hoofd interne communicatie en communicatieadvies bij Politie Rotterdam Rijnmond, zou net overgaan naar een vierdaagse werkweek en had het naar mijn zin. Toch ben ik ervoor gegaan; eerst als dochteronderneming van Gelukkig aan de Maas en toen alleen verder als Ziel & Zaligheid. Het ging hard. Voor ik het wist had ik acht medewerkers. In de loop der jaren hebben we het teruggebracht naar twee; ikzelf en mijn partner. Dat bevalt me prima.” Monica: “In 2001 ging ik solo, als interim communicatiemanager bij complexe veranderopgaven. Dees en ik hebben elkaar in periodes minder vaak gezien, maar de laatste jaren werken we weer veel samen. Dat is geweldig. Er is niemand die ik zo vertrouw op de inhoud als Dees. We kunnen niet voorspellen van elkaar wat een oplossingsrichting zou kunnen zijn, maar we weten dat het past in waar we uiteindelijk naar toe moeten. Dus Dees kan A kiezen, terwijl ik B had gekozen, of andersom, maar toch is het goed.” Désirée: “Vertrouwen en vakmanschap zijn essentieel in een samenwerking. Dat de ander iets kan wat jij niet zo goed kan, of leuk vindt. De keuze van de ander kunnen accepteren. Ik ken ook niemand met wie ik kwalitatief beter werk. Als wij samenwerken zijn we geen vriendinnen, maar vakbroeders.”