Fotografie: Karin Oppelland
Sander de Kramer over de Sunday Foundation en een heel klein beetje over zichzelf.
Hulpverlenen in Sierra Leone, het lijkt een gebed zonder einde. Tot drie maal toe riep de VN het land uit tot de slechtste plek op aarde. Toch is het mogelijk. De Sunday Foundation, een organisatie steunend op uitsluitend vrijwilligers, zorgt ervoor dat weeskinderen weer naar school gaan, hele communities kunnen eten en blinden een matras hebben om op te slapen. ‘Je moet het een beetje zakelijk aanpakken,’ zegt initiatiefnemer Sander de Kramer. ‘Die mensen moeten zichzelf leren helpen.’
Joritz Lutz zei dat hij voor jou achterste voren naar Sierra Leone zou lopen. Waarom hebben mensen je zo hoog zitten?
“Ik denk dat ze wel een oprechte woede voelen bij mij. We zijn dit gaan doen omdat niemand anders dit deed en mensen weten dat ik geen gebakken lucht verkoop. Als jij hier tegenover Nol Geitenwol met een kopje kamillethee had gezeten dan zou je denken, wat voor goede ideeën die man ook heeft, het gaat geen zoden aan de dijk zetten. Je moet sowieso wel een beetje zakelijk instinct hebben om niet belazerd te worden in zo’n project.”
Hoe ben je in Sierra Leone terecht gekomen?
“Ik ging erheen om een verslag te maken over de slechtste plek op aarde. De diamantstreek, de brandhaard van de elfjarige burgeroorlog, is de plek waar de rebellen zijn binnengekomen. Ze trokken van huis naar huis. Ouders werden vermoord, kinderen vanaf 5 jaar meegenomen. Daar maakten ze kindsoldaten van. Baby’s lieten achter in de brandende huizen. Sommigen van hen hebben dat overleefd. Deze kinderen moeten nu van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat naar diamanten graven om te kunnen eten. Als je dat ziet gaat er in je hoofd gewoon humanitaire knop om. Een stem die zegt, dit is absurd. Hier moet iets aan gedaan worden.”
Je was boos.
“Ja, vooral omdat iedereen het wist en niemand iets deed. Kom je uit die mijn lopen en dan zie je de VN rijden. Met een peukje in de mond 8.000 euro per maand verdienen, terwijl die kinderen nog geen dubbeltje per dag te besteden hebben. Veel van die organisaties denken, aan die diamanthandel branden we onze vingers niet, want dat zou wel eens een kogel kunnen opleveren. Krankzinnig. Ik kon er niet van slapen toen ik terug kwam. Dat was het begin van de Sunday Foundation.”
Wat doen jullie daar?
“In zo’n land moet je een structuur neerzetten waar mensen echt mee vooruit kunnen. Ik geloof alleen nog in kleinschalige projecten waarin iedereen elkaar kent. De Sunday Foundation heeft twee communities geadopteerd. Wij geven mensen de mogelijkheid om zichzelf te helpen. We brengen de weeskinderen onder in locale gezinnen, die wij ondersteunen. Is daar een school, wij betalen een local om les te geven of we leiden hem op. Wij helpen mensen bij het aanleggen van een rijstplantage, zij moeten er na de oogst voor zorgen dat er meer rijstvelden komen. Dat werkt. We hebben er 30.000 euro microkrediet in gestopt en alles is terugbetaald. Je moet het slim aanpakken. We blijven daar niet eeuwig. Het is allemaal vrijwilligerswerk wat we doen. Dat zeggen we ook tegen ze. Nog een jaar of drie, misschien langer, maar we gaan een keer weg.”
Dus geen hoge lonen bij de Sunday Foundation?
“Nee, dan krijg je scheve verhoudingen. Ik ben onderdeel van de community. Ik woon daar in een lemen hut. De cobra’s komen door het dak heen. Als je je netje goed spant, is er niks aan de hand. De Afrikanen leven by chance, dus dat moet ik ook. Ik kan moeilijk in een hotel gaan zitten. Van dat geld kunnen 40 kinderen een week eten en dat weten die mensen. Onze vaste kosten liggen rond de 3.500 euro per maand. Dat zijn de kosten voor 1 witte dokter. Zo simpel is het. Het enige wat ik weleens doe is logeren bij de voormalige vicepresident, op zijn verzoek. Hij is de man die voor de vrede heeft getekend met samen met Kabba, de toenmalige president, waardoor de oorlog is beëindigd. Als ik met hem geïdentificeerd word, maakt dat de boel een stuk veiliger voor me. Denk ik.”
Ben jij bang dat je wat overkomt?
“Ik ben weleens opgepakt en moest een keer rennen voor mijn leven, maar ik blijf altijd de wat naïeve westerling. Zo van, de kinderen gaan naar school, die andere mensen zitten in het microkrediet project, iedereen blij. En dan loop ik weer weg. Ik ga niet vragen wie niet blij is.”
Jullie krijgen support uit vele hoeken. Hoe krijg je dat voor elkaar?
“Door ook wat terug te doen. Als een school hier een actie doet voor the Sunday Foundation, regelen wij dat er een voetballer van ‘t Nederlands Elftal langskomt om een middag balletje te trappen. Hoewel ik zaken en goede doelen een eind uit elkaar vind liggen, denk ik wel dat wij op een zakelijke manier nadenken over die dingen. Dat spreekt aan. We hebben in ons bestuur de directeur van een groot energiebedrijf. Leuke gozer. Hij wil nooit op de voorgrond treden, maar hij denkt graag mee. ‘Hey Kramer,’ roept ‘ie dan, ‘we gaan wat doen!’ Na een avond brainstormen hebben we energiepakketten voor Sierra Leone. Daar kan een ziekenhuis op draaien bijvoorbeeld. Hup 18.000 euro. Vervolgens ga ik een beetje zitten rekenen en blijkt dat ik er maar 12.000 euro voor nodig heb. Die 6.000 mocht ‘ie houden. Daar maak je echt vrienden mee.”
Waarom vinden mensen het leuk om goede dingen te doen?
“De utilitarist zegt, alles wat iemand doet, doet ‘ie altijd een beetje voor zichzelf. Met de kerst zijn mensen ook eerder geneigd een extraatje te geven aan de daklozen, want dan zitten ze gewoon lekkerder aan het kerstdiner.
Goede doelen man zijn geeft jou natuurlijk ook een bepaald imago.
“Het is écht niet mijn streven om de grote goede doelen man te zijn. Ik heb ook nog mijn werk. Ik ben journalist, schrijf boeken en maak wel eens een programmaatje, een documentaire soms. Niet alles wat ik doe is geëngageerd, het is ook wel eens gewoon leuk. Die goede doelen doe ik er graag bij, maar het is zwaar. Je moet eens weten wat ik voor ellende in mijn mail krijg. Zeldzaam.”
Mails van mensen die denken dat jij ze wel kunt helpen?
“Ja. Van BN-ers met geslachtsziektes tot mensen die hun kind terug willen. Noodkreten. Ik moet me af en toe echt afsluiten. Wat ik gezien heb in Sierra Leone is niet misselijk. Laatst ging ik erheen met een sponsor. Een snelle, gevierde jongen. Van deur tot deur is het 38 uur reizen. We dachten alleen nog maar aan ons bed. Komen we daar aan, blijkt dat een van onze kinderen door een zwarte cobra in zijn been is gebeten. We zijn gelijk in de auto gesprongen. Naar Artsen zonder Grenzen. Het landschap was een grote Leerdammer kaas door het slechte weer en het werd donker. Die sponsor alleen maar praten tegen dat ventje op de achterbank, om hem wakker te houden. Zijn ogen rolden weg, hij begon te schuimbekken, het vel van zijn been knapte. Een grote pus etter bende. Ik rijden in die oude bak, tussen de gaten door. Na twee uur komen we aan. Ventje gelijk drie spuiten. Wij vroegen wat zijn kansen waren. ‘Small, small,’ zei de dokter.”
Maar dat jochie heeft het overleefd.
“Ja, gelukkig wel. Kijk, op zo’n moment leef je in een roes en die sponsor is sponsor voor het leven, dat begrijp je. Die heeft een kind gered. Maar als je thuiskomt, moet je wel je column tikken en krijg je tante Til aan de telefoon, want die heeft haar kind al een week niet gezien. In die twaalf dagen dat je weg bent geweest krijg je vier e-mails van een instantie die wil dat je ergens een praatje komt houden. In het eerste mailtje is het zou je willen, het tweede mailtje is al dwingender, het derde mailtje gaat van hallo we krijgen geen reactie. In het vierde e-mailtje melden ze dat ze meer hoffelijkheid verwachten van iemand die van zo’n goed doel is en wensen me veel succes verder. Echt een kutmailtje. Mensen hebben geen idee. Dat goede doelen imago kan ook tegen je werken.”
Hoe kan je dat allemaal een plek geven?
“Nou, door af en toe totaal aan de waterpijp te gaan en dronken de stad in te lopen. Is dat gek? Ja hè? Laat ik het zo zeggen, je zoekt je uitlaatkleppen. Je moet het zo zien, er zit waanzinnig veel tijd en energie in dit project en het wordt nog eens mijn dood, maar je bent er geschikt voor. Als jij pindakaasdopjes staat te draaien bij Calvé de hele dag, kan je niet alles laten vallen en drie weken naar Sierra Leone gaan om even wat te doen. Je kan niet zomaar je baan opzeggen als je je hypotheek moet betalen en je kinderen te eten moet geven. Mensen zitten vaak vast. Ik ben journalist, ik kan redelijk een boodschap overbrengen, ik weet wanneer ik mijn moment moet pakken om te laten zien wat daar gebeurt in de jungle. Ik wilde wat doen voor die kids, maar vond het bijna net zo belangrijk om te laten zien dat de internationale wereld de andere kant opkijkt. Want we weten allemaal waar die diamanten heen gaan.”
Gepubliceerd in VICEVENUS Postazine.