CEO Jeroen de Haas en kunstadviseur Frans Boomsma over het collectiebeleid van Eneco.
Op iedere etage word je welkom geheten door een weelde aan prikkelende beelden, resultaat van 10 jaar doortastend kunst verzamelen. Helaas kun je het hoofdkantoor van Eneco op Kop van Zuid in Rotterdam niet zomaar binnenlopen. De Eneco kunstcollectie, ooit gestart om energie te genereren tussen werknemers, past echter prima bij de huidige duurzame bedrijfsstrategie, een manier van denken die een explosie van creativiteit veroorzaakt. ‘We moeten er nu maar eens wat mee doen,’ aldus CEO Jeroen de Haas. Ik sprak hem en zijn extern adviseur beeldende kunst Frans Boomsma.
Wat doet het voor het imago van je bedrijf, investeren in kunst?
Jeroen: ‘Iets positiefs. Je merkt dat de bedrijven die het weten het leuk vinden dat Eneco dat doet.’ Frans: ‘Nou, het is natuurlijk een vorm van beschaving, dat je kunst verzamelt. Het toefje slagroom op de taart.’ Jeroen: ‘Laten we het niet mooier maken dan het is. Je geeft je bedrijf er een gezicht mee. Hetzelfde zou zijn als ik zeg dat ik zeil. Blijkt dat je toch niet zo saai bent als energiebedrijf. En je laat zien dat je zorg besteedt aan je presentatie. Ik kom wel eens op plekken dat ik denk, hoe kun je die rommel ophangen.’ Frans: ‘Dat is ook wat ik bedoel met beschaving.’
Waarom verzamelt Eneco kunst?
Jeroen: ‘We zijn er zo’n 10 jaar geleden mee begonnen om mensen uit hun dagelijkse werkroutine te halen. Pas later zijn we gaan nadenken over welke kunst bij een Nederlands energiebedrijf past, wat de klant, de maatschappij acceptabel zou vinden. Daar is een collectiebeeld uit gekomen van jonge, aankomende Nederlandse kunstenaars.’
Zoeken jullie geen publiciteit voor de collectie?
Jeroen: ‘Tot op heden niet, maar dat is wel de bedoeling.’ Frans: ‘We zijn er mee bezig. Sinds kort zijn we lid van de Vereniging Bedrijfscollecties Nederland. Daar zijn topbedrijven bij aangesloten, zoals De Nederlandsche Bank en AkzoNobel. Op de website van de vereniging kun je informatie vinden over onze collectie. We staan ook op galeries.nl en veel van onze werken zijn gepubliceerd in de catalogi van Art Rotterdam , de beurs waar wij hoofdsponsor van zijn geweest. De collectie omvat nu 160 stukken. Er moet ooit wel een website komen.’
Jeroen, wat bedoel je met ‘uit de dagelijkse routine halen’?
‘Je kunt jarenlang samenwerken zonder persoonlijke dingen van elkaar te weten, maar over kunst spreken mensen zich uit en zo leer je elkaar kennen. Dat is belangrijk. Over de man met het blote piemeltje op de 27e etage heeft iedereen een mening. Of het kan of niet. En we hebben een werk van Emo Verkerk. Dat heeft hij gemaakt van op het strand gevonden dingen. Op een gegeven moment stond het bij het grofvuil, omdat de schoonmaakdienst dacht dat het afval was. Geweldig. Zo’n verhaal gaat door het hele gebouw heen.’
Het zorgt voor discussie.
Jeroen: ‘Juist. En het relativeert. In de vergaderruimte voor de raad van commissarissen staat zo’n gek, groen ding in het midden. Het lijkt op een schaap, maar het is eigenlijk een landschap.’ Frans: ‘Dat is van Nadia Naveau (Finding Neverland, 2005). ’ Jeroen: ‘Ja. Laatst kwamen we er op een bepaald moment in een discussie niet meer uit. Toen zei iemand, laten we het maar aan het groene schaap vragen. Een grap natuurlijk, maar het breekt de spanning.’
Wie kiest?
Jeroen: ‘In principe kiest de raad van bestuur de kunstcollectie, dat zijn vier personen. Onze CFO en ik zijn er altijd bij en mijn oud-collega Jan van Dongen, die nu met pensioen is. Hij heeft zelf ook grote interesse in kunst. Nieuwe mensen krijgen een lichte stem. Soms moeten we zeggen, nee, dat zigeunerinnetje met traan doen we niet.’ Frans: ‘In de loop der tijd leren ze kijken en ontwikkelen ze hun kennis. Ze raken geprikkeld.’ Jeroen: ‘Ik kijk nu ook anders naar kunst die ik vijf jaar geleden heb gekocht. Met sommige stukken heb ik nu minder.’
Met welk werk heb je zelf het meest, Jeroen?
Jeroen: ‘Met het portret van de oude zeeman dat op mijn kamer hangt.’ Frans: ‘Van Annaleen Louwes is dat.’ Jeroen: ‘Het is een beetje een verschrompelde zeeman. Je kunt zien wat hij vroeger heeft voorgesteld.’ Frans: ‘Het toont kwetsbaarheid ook.’
Frans, jij speelt een vrij belangrijke rol bij de aankoop.
‘Ja, alweer tien jaar adviseer ik de raad van bestuur bij de aankoop middels mijn kennis van kunst. Ik kom uit de galeriewereld. Eerst heb ik vier jaar bij Loerakker gezeten en daarna heb ik twee jaar een eigen galerie gehad, Dubbelbee. ’
Is er een vertrouwensband tussen jullie?
Jeroen: ‘Zeker. Dat moet ook. Als ik de kwaliteit van de voorselectie die onze adviseur maakt in twijfel zou trekken, dan kan ik het beter zelf gaan doen.’
Hoe oriënteer jij je, Frans?
Frans: ‘Ik ga naar galeries en de beurzen, kijk wie prijzen wint. Uit wat ik tegenkom destilleer ik een hoeveelheid kunstenaars waaruit de raad de uiteindelijke keus maakt. Twee keer per jaar plannen we een kunstronde. De bestuursleden willen hoog rendement van zo’n middag. Er moet in betrekkelijk korte tijd goede kunst gekocht kunnen worden.’ Jeroen: ‘De galeriehouders zeggen altijd dat het een bijzonder aankoopproces is.’ Frans: ‘De slagvaardigheid is ongekend. Als Eneco komt, dan gebeurt er ook wat. Geen commissies die moeten overleggen met die en die en dan weer terugkomen.’
Waarom zulke haast bij het kopen?
Jeroen: ‘Ik geloof gewoon niet dat je collectie beter wordt van eindeloos wikken en wegen en dan pas kopen. Het is niet hetzelfde als kunst kijken. Als je er te lang over nadenkt, gaat je persoonlijke smaak een te grote rol spelen. Dat is niet te bedoeling.’ Frans: ‘Hij is heel praktisch.’ Jeroen: ‘Frans zorgt ervoor dat er integere kunst wordt aangeboden. En dan kiezen wij op diversiteit, cultuur, type kunstenaar. En of het aanspreekt. Punt.’
Kopen jullie ook experimenten?
Frans: ‘Het komt wel eens tussendoor, maar we zoeken vooral werk dat enig belang heeft voor de ontwikkeling van de kunst. Kunstenaars die al iets overwonnen hebben, met een zekere erkenning. Jeroen: ‘Er mag veel, maar we gaan niet naar de academies. Dan is het risico dat je helemaal geen economische waarde opbouwt te groot. Dat is zonde.’ Frans: ‘Natuurlijk zitten er werken in de collectie waarvan we dachten dat het zou beklijven, waarmee dat niet is gebeurd. Maar we hebben ook een vroege Michael Raedecker. Die is niet meer te krijgen in Nederland. Het is leuk als blijkt dat je een goede inschatting hebt gemaakt.’
Gaat het nu om de waarde of de functie van kunst?
Jeroen: ‘Om beide natuurlijk. Je bent met geld van een onderneming bezig. Wij zijn geen museum. Ik moet het kunnen verantwoorden. Het kan best zijn dat het niet sophisticated is wat ik zeg, maar het is zoals het is. Externe erkenning moet niet de enige reden zijn waarom je koopt, maar je hebt het nodig om draagvlak te creëren voor je collectie. Toen de blozende meisjes van Martine Stig (‘Bloos/Blush’ 2002) ineens in De Volkskrant stonden, was iedereen hier heel trots. Daarvoor waren er medewerkers die zeiden, wat moeten we met die stomme foto’s. En nu dachten ze, hé, die hebben wij.’
Waarom is Eneco geen sponsor meer van Art Rotterdam?
Jeroen: ‘We hebben een beperkt bedrag voor sponsoring. De vraag is altijd waar stop je dat in en wat heeft het meest effect in de markt. Een commerciële afweging. En dan heeft het sponsoren van sport, de Eneco Tour, veel meer publicitair effect dan het sponsoren van Art Rotterdam. Gewoon duidelijk.’
Jullie houden wel van duidelijk, bij Eneco.
Jeroen, lachend: ‘Inderdaad, je moet geen diepzinnige verhalen houden als dat niet de realiteit dekt.’
Wat moet er nog echt in de collectie?
Jeroen: ‘Ik kan zo niet iets bedenken. We gaan naar een nieuw gebouw in 2011, in Rotterdam Alexander. Daar is heel veel ruimte.’ Frans: ‘Daar kunnen we meer sculptuur doen, of een keer video.’ Jeroen: ‘Wat vooral belangrijk is, is dat de collectie aansluit bij de bedrijfsstrategie die we hebben ontwikkeld. Duurzaam betekent niet alleen wind– en zonne-energie, maar ook deel uit willen maken van de maatschappij. Het is de kunst om energie zo maximaal mogelijk uit je eigen omgeving te halen. In de Vogelwijk in Den Haag zijn we nu bijvoorbeeld bezig zijn met zonnepanelen en windenergie, zodat die wijk met onze hulp zijn eigen duurzame energie kan opwekken.’
Wat zijn de gevolgen van die bedrijfsstrategie voor het verzamelbeleid?
Jeroen: ‘Dat we ook meer lokaal zullen kopen, daar waar we als bedrijf actief zijn. Het kan best dat er over een jaar een aantal Haagse stukken in de collectie worden opgenomen. Of werk van Vlaamse kunstenaars, omdat we al ruim 5 jaar in België actief zijn. We gaan onze collectie dus ook internationaliseren.’
Is dat nadenken over nieuwe manieren van energiegebruik jouw kunst?
Jeroen: ‘Ja, misschien wel. Het heeft gezorgd voor een explosie van creativiteit binnen het bedrijf. Als je kijkt naar de mensen die wij in dienst hebben, die denken, ontwikkelen, dat is onvergelijkbaar met vijf jaar geleden. Niets is meer standaard. Hoe zorg ik ervoor dat onze klanten zoveel mogelijk hun eigen energievraagstuk oplossen, dat is een totaal andere benadering dan voorheen gebruikelijk was. De energiebusiness is groot geworden door overal hetzelfde te doen. Je zet ergens een grote centrale neer, de klant hou je dom en gaat gewoon op het net, stekker erin en klaar. Wij laten zien dat het ook anders kan.’